Transversale Maatregelen

    Een grootstedelijk beid beleid is per definitie veelzijdig en multidisciplinair. Het vergt maatregelen in diverse aspecten van het leven in de stad, gemeente of wijk. Sinds het Grootstedenbeleid uit de startblokken kwam, houdt de federale regering bij het opzetten van acties steeds rekening met specifieke stedelijke vraagstukken: armoedebestrijding , duurzame ontwikkeling, veiligheid, maatschappelijke integratie...

    Trajectbegeleiding geregulariseerden

    Geregulariseerden - dit zijn personen die effectief de procedure voor regularisatie hebben doorlopen en zij die voor gezinshereniging in aanmerking komen – kunnen bij het OCMW van hun woonplaats een aanvraag voor sociale hulp indienen. Vooral de grote steden krijgen veel hulpaanvragen binnen.

    Daarom ondersteunt het federaal Grootstedenbeleid sinds 2002 die OCMW’s met de meeste hulpdossiers, met name Antwerpen, Luik en Brussel. De keuze om slechts een beperkt aantal OCMW’s te ondersteunen wordt ingegeven door de wens om de middelen niet te zeer te versnipperen en bijgevolg een efficiënte hulp aan te bieden.

    Het Grootstedenbeleid verleent de drie OCMW’s een jaarlijkse subsidie van om en bij de 382 000 € . Deze middelen moeten worden aangewend om de nieuwkomers hun weg te helpen vinden in de samenleving, onder de vorm van een trajectbegeleiding. Voorbeelden van activiteiten die mee worden ontwikkeld dankzij deze subsidie zijn onder meer het aanbieden van taallessen, de begeleiding voor werkervaringen , actieve begeleiding bij het zoeken naar werk, de versterking van de eerstelijnshulp (medisch, administratief, sociaal, huisvesting,…), vormingscursussen, sociaal-psychologische opvolging,….

    De gemeentelijke administratieve sancties

    Feiten zoals het achterlaten van huisvuil, wildplassen, wildplakken, hondenpoep, graffiti en hinder van rondhangende jongeren zijn maar enkele voorbeelden van kleine problemen die naast het opwekken van grote ergernis, leiden tot een gevoel van onveiligheid. Aan deze verschillende vormen van “overlast” werd vaak geen gevolg gegeven; enerzijds door een te grote werkdruk en een gebrek aan middelen bij het parket, anderzijds omwille van technische redenen zoals het ontbreken van een dader of het gebrek aan voldoende bewijsmateriaal.

    Op 13 mei 1999 werd de wet gestemd tot invoering van de Gemeentelijke Administratieve Sancties die aan de gemeenten meer autonomie moest geven voor het aanpakken van “overlast”. Ze kregen de mogelijkheid om inbreuken op hun politiereglement voortaan zelf vast te stellen, te vervolgen en te sanctioneren (met administratieve sancties). Concreet kan de inbreuk door verschillende soorten “vaststellende ambtenaren” (politieagenten, hiervoor aangestelde gemeenteambtenaren en bepaalde ambtenaren van de vervoersmaatschappijen) worden vastgesteld. Vervolgens wordt ze bestraft door een gemeenteambtenaar van niveau 1, “de sanctionerende ambtenaar” genoemd.

    De gemeenten zijn dus niet langer afhankelijk noch van de parketten voor het vervolgen van de inbreuken, noch van de strafgerechten voor het opleggen van de straffen. Hierdoor zijn ze in staat om sneller en efficiënter de strijd tegen de “kleine criminaliteit” en “openbare overlast” op hun grondgebied aan te binden. Daarnaast wordt het gevoel van straffeloosheid dat mogelijk leeft bij de bevolking de kop ingedrukt.

    Stedelijke armoede

    onder constructie

    Kinderarmoede in de stad

    onder constructie