De wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (leefloonwet), die in werking is getreden op 1 oktober 2002, viert dit jaar haar 20ste verjaardag. Een belangrijke wet om de fundamentele rechten van de Belgische burgers te waarborgen. Ontdek het interview van Alexandre Lesiw, Voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie

    Wat heeft de leefloonwet voor u veranderd?

    Alexandre Lesiw: Ik ken deze hervorming goed, want ik was er verantwoordelijk voor toen ik op het kabinet van minister Johan Vande Lanotte werkte. Toen werd in Europa in verschillende landen nagedacht over de manier om het begrip basisinkomen, dat noodzakelijk was om de bevolking te helpen, maar niet volstond op het niveau van de socioprofessionele inschakeling, te laten evolueren.

    De eerste grote wijziging van deze wet is het minimuminkomen – het bestaansminimum – te laten evolueren naar een leefloon, wat een belangrijke plaats geeft aan de sociale begeleiding, om de personen te helpen om een plaats te vinden in de maatschappij.

    De tweede wijziging is het recht op tewerkstelling. Vroeger hadden we het over een werkbereidheid, een soort tegenhanger van een financiële uitkering. Sinds 2002 praten we over het recht op tewerkstelling. Het OCMW heeft dus ook de taak om mensen te helpen bij het vinden van een baan.

    De derde wijziging is de opening van het recht voor studenten, aangezien de situatie van de
    - 25-jarigen een absolute prioriteit was. Het feit dat zij toegang kregen tot het leefloon was een belangrijke stap voorwaarts omdat het jongeren in een precaire situatie in staat stelde hun studie voort te zetten.

    De vierde wijziging, tot slot, is de terugbetaling van een gedeelte van de personeelskosten van de OCMW’s. Deze terugbetaling was destijds vrij bescheiden, maar toonde symbolisch aan dat financiële steun nodig was om de OCMW’s te helpen bij hun vele taken. 

    Wat zijn, 20 jaar later, de evoluties en de vastgestelde resultaten?

    A.L. : “Een van de grootste stappen voorwaarts is dat bijna alle OCMW’s socioprofessionele begeleidingsinitiatieven hebben ontwikkeld. Zij hebben een efficiënte methodologie en opleidingstrajecten ontwikkeld en leveren echt kwaliteitsvol werk rond inschakeling. In België bieden de OCMW’s zo iets meer dan 15.000 jobs, aan, wat aanzienlijk is.

    Voor de - 25-jarigen is het concept van vroeger vandaag echter wat achterhaald. Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) werd sindsdien veralgemeend en de verschillen zijn niet meer zo uitgesproken. Maar het is nog steeds even belangrijk om de jongeren te helpen. Elk jaar zetten ongeveer 20.000 studenten die een leefloon ontvangen hun studies met volledig leerplan verder. Dankzij het leefloon hebben sommige jongeren vandaag een diploma.

    Tot slot is de financiering van de personeelskosten van de OCMW’s, sinds 2002, eveneens sterk geëvolueerd: we spreken vandaag over ongeveer 100 miljoen euro per jaar. Dat is veel, maar nog onvoldoende. Sinds 15 jaar kennen we een opeenvolging van crisissen: de asielcrisis, COVID-19, overstromingen, oorlog in Oekraïne, energiecrisis, … de sociale diensten zijn overbelast en de begeleiding wordt steeds moeilijker. Voor mij zal dit de belangrijkste uitdaging voor de volgende jaren zijn. “

    Een anekdote die u met ons wil delen?

    A.L. : ”In 2002 had minister Vande Lanotte een wedstrijd gelanceerd op de Vlaamse radio’s om een naam te vinden die het minimumloon moest vervangen. Deze wedstrijd had heel veel succes. Zo is het “leefloon” ontstaan. Een kort en duidelijk woord. Vervolgens vroeg de minister ons om deze term naar het Frans te vertalen. Makkelijker gezegd dan gedaan! Wij wilden niet dat in de vertaling “salaire” stond, wij wilden de evolutie van de wet benadrukken, dus kozen wij voor “revenu d’intégration”. Deze term is minder krachtig in het Frans. In Vlaanderen heeft men het over de “leefloonwet”, dat is courant taalgebruik geworden. Men heeft echt een goede naam gevonden in het Nederlands! “