Wat heeft de wet van het recht op maatschappelijke integratie voor u/uw organisatie veranderd? Welke ontwikkelingen/resultaten hebt u gezien in de voorbije 20 jaar?

    Filip: Ik ben in 2008 begonnen bij het OCMW, dus ik kan natuurlijk enkel vergelijken vanaf 2008 tot nu. We hebben daar eigenlijk verschillende tendensen en evoluties in gezien. Ik denk dat de voornaamste, als we het hebben over het leefloon, is dat die activering een groot stuk van het verhaal is geworden. Het woord leefloon impliceert dat je er niet alleen rechten zijn maar ook plichten. Daar is bij ons zeer veel op ingezet de voorbije jaren. En dan zie je dat maatschappelijke assistenten ook anders gaan kijken zijn naar dat leefloon. Dat is een positieve evolutie geweest denk ik. Die bewustmaking van mensen: ‘je moet er wel iets voor doen, je krijgt dat niet zomaar.’ Je hebt wel een bijdrage te leveren aan de maatschappij, hetzij via werk hetzij via vrijwilligerswerk, naar het maximum van uw capaciteiten als cliënt. Dat vind ik een positief gegeven.

    Als ik spreek over hoe ik het heb zien evolueren de voorbije 14 jaar binnen de organisatie, dan ben ik daar minder positief over. Het is een verhaal geworden van enorm veel controle, complexe regels en procedures. Het is ook een verhaal geweest van digitalisering, waarbij je in het begin als maatschappelijke assistent een typmachine had bij wijze van spreken. We zijn dan naar computers gegaan en dan is alles geautomatiseerd. Mensen denken dat alles dan eenvoudiger wordt, maar dat is niet zo bij ons. Het is natuurlijk wel makkelijker om een verslag op te maken. Maar we zijn gegaan van een job als maatschappelijk assistent waarbij je met de cliënten mee op stap ging, veel huisbezoeken deed en de cliënten zo veel mogelijk face-to-face ondersteunde naar een zeer administratieve job. Het is natuurlijk altijd wel een administratieve job geweest, maar nu moet elke begeleiding schriftelijk gerapporteerd en geregistreerd worden en dat gaat gewoon niet met het aantal cliënten die wij begeleiden. De registratie en rapportage gaat ten koste van effectieve begeleiding. Het is ook de aard van een maatschappelijke assistent, willen helpen, maar we worden in mogelijkheden beperkt omdat er zo veel werk is.  

    OCMW’s zijn geen populaire werkgevers meer, terwijl we eigenlijk wel de schoonste job hebben in het maatschappelijk werk. Nergens binnen de sociale sector kan je zoveel verandering teweeg brengen in het leven van mensen in precaire als binnen een OCMW. Je kan mensen hun leven echt veranderen. Er zitten zeer veel mooie elementen in een leefloon, het is het laatste sociale vangnet in de samenleving. Dat moet er ook gewoon zijn voor mensen - en dat zijn er steeds meer - die niet kunnen meedraaien in de maatschappij, omwille van kansarmoede en medische/psychische problematiek of mensen die omwille van een crisis tijdelijk in een uitzichtloze situatie zijn belandt.  Het leefloon is zeker positief, maar als samenleving moet je sowieso naar de toekomst toe beginnen kijken naar een basisinkomen, met het oog op een verdere robotisering van laaggeschoolde arbeid.

     

    Heeft u nog een treffend voorbeeld, een goede praktijk, of een anekdote om te delen?

    Filip: Ik denk dan vooral aan de periode waarin ik zelf als maatschappelijk assistent werkte. Ik begeleide vooral Roma. Ik heb zeker niet iedereen uit het leefloon geholpen, maar het schoonste aan de job voor mij zijn de cliënten die zichzelf overtroffen hebben en ook de dankbaarheid. Er zijn cliënten die mij vandaag nog elk jaar een berichtje sturen hoe dankbaar ze zijn. Je kan zoveel betekenen voor iemand en je kan zoveel dankbaarheid zien als OCMW-assistent.

    Ik weet nog dat ik op huisbezoek ging bij een heel tof Bulgaars koppel. We hadden alles besproken en het leefloon en installatiepremie waren in orde. Ik ging ’s ochtends bij hen op bezoek en de man had een fles whisky klaarstaan. Hij zei: “ja Filip, daar moeten we op drinken”(lacht). Ik vond die huisbezoeken en en de mogelijkheid om levens te veranderen enorm verrijkend. Het doet ongelooflijk veel aan je relativeringsvermogen: als mensen nu soms tegen mij beginnen zagen denk ik: ‘je weet niet hoe goed je het hebt.’ Iedereen zou een paar jaar in de sociale sector moeten werken om te zien wat sommige mensen moeten doen om rond te komen. Ik had nooit gedacht dat ik hier zou werken, maar de microbe heeft me wel te pakken. Het OCMW is een van de belangrijkste organisaties in de samenleving, ook al wordt dat niet door iedereen zo gezien.