Artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 september 2004 reglementeert de betalingsmodaliteiten van de financiële tussenkomst tussen het OCMW en zijn partners (regionale tewerkstellingsinstellingen of andere).

     

    Dit artikel verduidelijkt: "Naar aanleiding van de ondertekening van de individuele partnerschapovereenkomst wordt 50 % van de financiële tussenkomst door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling of de erkende partner(s) gestort. Het saldo van de financiële tussenkomst wordt betaald na uitvoering van de individuele partnerschapovereenkomst op basis van een schuldvordering van de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling of de door deze dienst erkende partner(s).
    Indien meerdere partners betrokken zijn bij de uitvoering van de partnerschapovereenkomst, wordt de financiële tussenkomst over de verschillende partners verdeeld volgens het aantal uren opvolging waartoe iedere partner zich verbonden heeft, ook al wordt de tewerkstelling van de gerechtigde eerder verwezenlijkt. "

     

    Dit wil zeggen dat, wanneer de partnerschapsovereenkomst werd gesloten, het OCMW 50 % van de financiële tussenkomst waarin tussen hen contractueel werd voorzien, stort aan zijn partner(s).

    Het saldo van de financiële tussenkomst zal betaald worden na uitvoering van de partnerschapovereenkomst op basis van een schuldvordering van de partner(s) van het OCMW.

     

     

    Zo wordt, bijvoorbeeld, een overeenkomst gesloten tussen een OCMW en een partner, opdat deze laatste 20 % van de in de module vastgelegde uren uitvoert. De partner zal in totaal recht hebben op een financiële tussenkomst vanwege het OCMW die maximaal 20 % van het totaalbedrag zal uitmaken. Deze financiële tussenkomst zal als volgt verdeeld worden: 50 % op het ogenblik dat de overeenkomst wordt gesloten en de overige 50 % na uitvoering van de partnerschapsovereenkomst, op basis van een schuldvordering van de partner.