Doordat de tussenkomst van het OCMW inzake het referentieadres een specifieke vorm van maatschappelijke dienstverlening is, dient verwezen te worden naar de bevoegdheidsregels van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    De bepaling van het bevoegde OCMW zal verschillen naargelang de toepasselijke bevoegdheidsregel.

    Overeenkomstig de bevoegdheidsregel van de dakloze is het bevoegde OCMW dat van de gemeente waar de dakloze zijn feitelijke verblijfplaats heeft op de datum van de steunaanvraag, behoudens uitzonderingen.

    In geval van een aanvraag tot een referentieadres bij een natuurlijke persoon, is het adres van deze natuurlijke persoon dus niet bepalend voor de bevoegdheid van het OCMW.

    Wanneer een OCMW een steunaanvraag ontvangt waarvoor het zich onbevoegd acht, dient het deze aanvraag schriftelijk over te maken binnen de vijf kalenderdagen aan het volgens hem bevoegd OCMW. Binnen dezelfde termijn wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld.

    Wanneer dit tweede OCMW zich ook territoriaal onbevoegd verklaart, moet door dit OCMW een verzoek worden ingediend bij de POD MI om ten voorlopige titel een beslissing te nemen in dit bevoegdheidsconflict. De POD MI zal binnen de vijf werkdagen een beslissing nemen over welk OCMW deze steunaanvraag op zich dient te nemen.