Die persoon verblijft op het ogenblik van de steunaanvraag in de erkende groep van assistentiewoningen, een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Overeenkomstig artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965 is het OCMW van de gemeente waar deze persoon op het ogenblik van zijn opneming in de in dat artikel opgesomde instellingen voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister was ingeschreven, bevoegd om de noodzakelijke steun te verlenen.

    Voorafgaand aan en zonder onderbreking met het verblijf van deze persoon in de erkende groep van assistentiewoningen, verbleef hij in een erkende serviceflat.

    De erkende serviceflat is eveneens een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van bovenvermelde wet van 2 april 1965.

    Vanaf datum opname in de erkende serviceflat verbleef deze persoon bijgevolg achtereenvolgend en ononderbroken in instellingen als bedoeld in artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965, zodat de continuïteitsregel van artikel 2 § 3 van diezelfde wet van toepassing is en één zelfde centrum bevoegd blijft om steun te verlenen.

    Overeenkomstig artikel 2 § 3 van bovenvermelde wet van 2 april 1965 dient gekeken te worden waar deze persoon op de aanvangsdatum van diens ononderbroken verblijven in instellingen van artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 als hoofdverblijfplaats stond ingeschreven in het register.

    Op datum opname in de erkende serviceflat was deze persoon echter afgevoerd van ambtswege en bijgevolg beschikt deze persoon op datum opname in de erkende serviceflat niet over een inschrijving voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister.

    Bij gebrek aan enige inschrijving voor zijn hoofdverblijf in het register op het ogenblik van zijn opname in de erkende serviceflat, kan de specifieke bevoegdheidsregel van art 2 § 1, §3, van de bovenvermelde wet van 2 april 1965 niet worden toegepast.

    Bijgevolg is de algemene bevoegdheidsregel van artikel 1,1°, van voormelde wet van 2 april 1965 namelijk het gewoonlijk verblijf van betrokkene op datum steunaanvraag van toepassing.