• Heeft (het familielid van) een Unieburger die in de hoedanigheid van werkzoekende op ons grondgebied verblijft, recht op maatschappelijke dienstverlening ?

    De betrokkene heeft geen recht op maatschappelijke dienstverlening en dit gedurende de hele periode dat hij in die hoedanigheid op ons grondgebied verblijft. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, E-kaart, F-kaart, bijlage 21, bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke dienstverlening.

    Deze FAQ behandelt slechts één aspect van de voorwaarden die moeten voldaan zijn om aanspraak te kunnen maken op dit recht.

    Juridische grondslag: artikel 57quinquies van de Organieke wet

  • Heeft (het familielid van) een Unieburger die in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige op ons grondgebied verblijft, recht op maatschappelijke dienstverlening ?

    De betrokkene heeft recht op maatschappelijke dienstverlening op voorwaarde dat hij een aanvraag tot een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft ingediend (bijlage 19 of bijlage 19ter) of dit verblijfsrecht van meer dan drie maanden bekomen heeft (E-kaart of F-kaart). Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, E-kaart F-kaart, bijlage 21, bijlage 35 recht heeft op maatschappelijke dienstverlening.

    Deze FAQ behandelt slechts één aspect van de voorwaarden die moeten voldaan zijn om aanspraak te kunnen maken op dit recht.

    Juridische grondslag: artikel 57quinquies van de Organieke wet

  • Heeft (het familielid van) een Unieburger die in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige op ons grondgebied verblijft, recht op maatschappelijke integratie ?

    De betrokkene heeft recht op maatschappelijke integratie op voorwaarde dat hij een verblijfsrecht heeft van meer dan drie maanden (E-kaart of F-kaart). Indien de betrokkene dit verblijfsrecht nog niet of niet langer heeft, is er dus ook geen recht op maatschappelijke integratie. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, bijlage 21 of bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke integratie.

    Deze FAQ behandelt slechts één aspect van de voorwaarden die moeten voldaan zijn om aanspraak te kunnen maken op dit recht.

    Juridische grondslag: artikel 3, 3°, 2de streepje van de RMI-wet

  • Heeft het familielid van een Belg recht op maatschappelijke integratie ?

    De betrokkene heeft recht op maatschappelijke integratie op voorwaarde dat hij een verblijfsrecht heeft van meer dan drie maanden (E-kaart of F-kaart) EN een effectief verblijf van drie maanden in die hoedanigheid op ons grondgebied heeft, te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19 of bijlage 19ter.

    Indien er geen bijlage 19 of bijlage 19ter werd afgeleverd, begint de termijn van drie maanden te lopen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid van de E-kaart of F-kaart .

    Indien de betrokkene dit verblijfsrecht nog niet of niet langer heeft, is er dus ook geen recht op maatschappelijke integratie. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, bijlage 21 of bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke integratie.

    Deze FAQ behandelt slechts één aspect van de voorwaarden die moeten voldaan zijn om aanspraak te kunnen maken op dit recht.

    Juridische grondslag: artikel 3, 3°, 2de streepje van de RMI-wet

  • Heeft (het familielid van) een Unieburger die in de hoedanigheid van werkzoekende, houder van voldoende bestaansmiddelen of student op ons grondgebied verblijft, recht op maatschappelijke integratie ?

    De betrokkene heeft recht op maatschappelijke integratie op voorwaarde dat hij een verblijfsrecht heeft van meer dan drie maanden (E-kaart of F-kaart) EN een effectief verblijf van drie maanden in die hoedanigheid op ons grondgebied heeft, te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19 of bijlage 19ter.

    Indien er geen bijlage 19 of bijlage 19ter werd afgeleverd, begint de termijn van drie maanden te lopen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid van de E-kaart of F-kaart .

    Indien de betrokkene dit verblijfsrecht nog niet of niet langer heeft, is er dus ook geen recht op maatschappelijke integratie. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, bijlage 21 of bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke integratie.

    Deze FAQ behandelt slechts één aspect van de voorwaarden die moeten voldaan zijn om aanspraak te kunnen maken op dit recht.

    Juridische grondslag: artikel 3, 3°, 2de streepje van de RMI-wet

  • Op wie is artikel 57quinquies van de Organieke wet en artikel 3,3°, 2de streepje van de RMI-wet van toepassing ?

    Artikel 57quinquies van de Organieke wet en artikel 3, 3°, 2de streepje van de RMI-wet moet worden toegepast op:

    - Unieburgers en hun familieleden die in het kader van het recht op vrij verkeer naar ons grondgebied gekomen zijn

    - de familieleden van een Belg die in het kader van de gezinshereniging met een Belg naar ons grondgebied gekomen zijn.

    Zie ook: de omzendbrief van 5 augustus 2014 betreffende de interpretatie van artikel 3, 3°, 2de streepje van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 57quinquies van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

  • Zullen de OCMW's, in 2015, een verhoogde toelage genieten voor hun rechthebbenden op maatschappelijke integratie?

    Sinds 1 juli 2014 is de federale overheid niet meer bevoegd ter zake.

     

    Het algemene principe van de 6de Staatshervorming is dat de bestaande federale reglementering van toepassing blijft tot een gewest of een gemeenschap beslist tot wijzigingen of nieuwe regels ter zake.

     

    Specifiek voor de verhoogde toelage die wordt toegekend voor de rechthebbenden op maatschappelijke integratie of op een financiële maatschappelijke hulp die worden tewerkgesteld aan sociale-economie-initiatieven overeenkomstig artikel 60 §7 van de organieke OCMW-wet kunnen de bestaande federale bepalingen echter niet van toepassing blijven in 2015.

     

    In de van kracht zijnde reglementering, namelijk het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de OCMW's voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, wordt in artikel 4 immers uitdrukkelijk vermeld dat:

     

    "Om aanspraak te kunnen maken op het in de artikelen 2 en 3 bepaald hoger toelagebedrag, moet het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn:

     

    - voorkomen op de lijst die jaarlijks door de Minister die bevoegd is voor Sociale Economie wordt bekendgemaakt, die bepaalt hoeveel rechthebbenden een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bijkomend kan aanwerven met toepassing van artikel 60, § 7, om ze ter beschikking te stellen van sociale economie-initiatieven;

    - aantonen dat ook in hoofde van het sociale economie-initiatief de ter beschikking gestelde werknemers bijkomende tewerkstelling vertegenwoordigen."

     

    Aangezien de federale overheid niet meer bevoegd is ter zake, kan zij deze lijst voor 2015 dan ook niet meer publiceren. De Gewesten moeten het initiatief nemen.

    De drie Gewesten werden ingelicht over deze specifieke hoogdringendheid.

     

    De POD Maatschappelijke Integratie zal de OCMW’s in 2015 dus niet meer kunnen subsidiëren in dit kader, aangezien de federale begroting 2015 niet meer voorziet in budgettaire middelen ter zake.

     

    In de praktijk:

     

    Wanneer een OCMW momenteel een aanvraag voor een specifieke toelage "artikel 60, §7 sociale economie" indient in de toepassing van de POD MI via een formulier B, wordt de toelage uitgekeerd aan het OCMW, wanneer de overeenkomst afloopt vóór 31/12/2014.

    Wanneer de overeenkomst echter afloopt na 31/12/2014 wordt de betaling van de toelage geblokkeerd, inclusief de toelage voor het jaar 2014.

     

    Voorbeeld: een formulier B dat van kracht wordt op 01/04/2014 en 12 maanden geldig is, wordt geblokkeerd en er wordt geen enkele betaling uitgevoerd.

     

    Er wordt de OCMW's dus aangeraden om op hun formulieren B met betrekking tot de overeenkomsten "artikel 60, §7 sociale economie" die werden opgesteld in 2014, 31 december 2014 als einddatum te vermelden.

     

    Voor de formulieren B van dit type die reeds werden bezorgd, zal de POD zo snel mogelijk een lijst opstellen, per OCMW, van de formulieren die werden aanvaard, maar die geblokkeerd zijn. De betrokken OCMW's zullen gecontacteerd worden om ervoor te zorgen dat zij de verbeterde formulieren B kunnen opsturen.

     

     

  • Als er sprake is van medische overmacht, worden de kosten voor maatschappelijke dienstverlening dan ten laste genomen door de Staat?

    Wanneer Dienst Vreemdelingenzaken een verlenging van het bevel tot het verlaten van het grondgebied heeft toegekend op grond van geboorte, zwangerschap of medische redenen, zal de Belgische Staat de kosten voor maatschappelijke dienstverlening ten laste nemen gedurende de termijn van de verlenging van het bevel tot het verlaten van het grondgebied. Deze kosten worden terugbetaald binnen de grenzen vastgelegd door het Ministerieel Besluit van 30 januari 1995 en voor zover een voorafgaand sociaal onderzoek het bestaan en de omvang van de nood heeft kunnen vaststellen.

    Indien er geen verlenging van het bevel tot het verlaten van het grondgebied wegens zwangerschap, geboorte of medische redenen werd toegekend, zal de Belgische Staat de kosten voor maatschappelijke dienstverlening ten laste nemen op voorwaarde dat de rechterlijke macht het OCMW veroordeelt om steun toe te kennen aan de betrokkene op grond van het algemeen principe van overmacht omdat de betrokkenen wegens redenen onafhankelijk van zijn wil langer op ons grondgebied moet verblijven.

  • Een vreemdeling die het Belgisch grondgebied niet kan verlaten wegens medische overmacht en die een een verlenging van het bevel tot het verlaten van het grondgebied heeft verkregen, heeft die recht op maatrschappelijke dienstverlening?

    Ja, een vreemdeling aan wie een uitvoerbaar bevel is betekend om het grondgebied te verlaten en die een verlenging van het bevel tot het verlaten van het grondgebied heeft verkregen op grond van zwangerschap, geboorte of medische redenen, kan een recht op maatschappelijke dienstverlening openen indien hij/zij aan alle voorwaarden voldoet om het recht op maatschappelijke dienstverlening te kunnen openen en dit gedurende de termijn van de verlenging van het bevel tot het verlaten van het grondgebied.