Veelgestelde vragen

  1. Wat zijn de voorwaarden om de SPI-vrijstelling toe te passen ?

    Leefloonbegunstigden die beginnen te werken of die een beroepsopleiding aanvatten of voortzetten genieten drie jaar lang een SPI-vrijstelling.

    De SPI-vrijstelling kan dus niet toegepast worden indien de betrokkene al aan het werk was en daarna gerechtigd wordt op een leefloon.

    De SPI-vrijstelling kan daarentegen wel toegepast worden indien de betrokkene al een beroepsopleiding volgde en daarna gerechtigd wordt op een leefloon.

    De SPI-vrijstelling kan ook toegepast worden indien de betrokkene als leefloongerechtigde een zelfstandige activiteit aanvat of een interim-arbeid begint uit te voeren.

    De SPI-vrijstelling moet ook toegepast worden op de opleidingspremie die betrokkene ontvangt bij het volgen van een opleiding bij de VDAB, FOREM en ACTRIS.

    De SPI-vrijstelling moet ook toegepast worden op de opleidingsuitkering die wordt uitbetaald door de RVA in het kader van een IBO-opleiding.

    De SPI-vrijstelling moet tenslotte eveneens toegepast worden op de stage-uitkering die wordt uitbetaald door de RVA in het kader van een instapstage.

  2. Welk OCMW is bevoegd voor een persoon die eerst lange tijd verbleef op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis?

    Het revalidatiecentrum voor drugsverslaafden dat door het RIZIV erkend en betoelaagd is op basis van een revalidatie-overeenkomst is een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    De psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis daarentegen is geen instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de bovenvermelde wet van 2 april 1965.

     

     

     

     

     

    Overeenkomstig artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965 is het OCMW van de gemeente waar deze persoon op het ogenblik van zijn opname in het revalidatiecentrum voor drugsverslaafden dat door het RIZIV erkend en betoelaagd is op basis van een revalidatie-overeenkomst voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister was ingeschreven, bevoegd om de noodzakelijke steun te verlenen.

     

     

     

  3. Ik ben dakloos. Bij welk OCMW kan ik steun aanvragen?

    Je kan je richten tot het OCMW van de gemeente waar je feitelijk verblijft.

    Referenties: Wetteksten: art. 2, § 7 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

  4. Ik ben dakloos en verblijf in een opvangcentrum. Bij welk OCMW kan ik steun aanvragen?

    Je kan je richten tot het OCMW van de gemeente waar je bent ingeschreven in de bevolkingsregisters voor jouw hoofdverblijfplaats op de datum van jouw opname in de instelling.

    Wanneer je achtereenvolgens en zonder onderbreking in verschillende instellingen verblijft, is het OCMW van de gemeente waar je bent ingeschreven in de bevolkingsregisters op de datum van jouw eerste opname bevoegd.

    Wanneer je niet bent ingeschreven in de bevolkingsregisters is het OCMW van de gemeente waar je gewoonlijk verblijft bevoegd.

    Referenties: Wetteksten: art. 2, § 7 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

  5. Ik heb geen woning meer en woon bij vrienden. Ben ik een dakloze?

    Je bent dakloos wanneer je voorlopig wordt opgevangen door vrienden of familie die jou tijdelijk helpen totdat je over een eigen woning beschikt.

    Referenties: Wetteksten: art. 2, § 7 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

  6. Ik ben dakloos en heb een referentieadres bij een OCMW. Bij welk OCMW kan ik om hulp vragen?

    Doordat de tussenkomst van het OCMW inzake het referentieadres een specifieke vorm van maatschappelijke dienstverlening is, dient verwezen te worden naar de bevoegdheidsregels van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    De bepaling van het bevoegde OCMW zal verschillen naargelang de toepasselijke bevoegdheidsregel.

    Overeenkomstig de bevoegdheidsregel van de dakloze is het bevoegde OCMW dat van de gemeente waar de dakloze zijn feitelijke verblijfplaats heeft op de datum van de steunaanvraag, behoudens uitzonderingen.

    In geval van een aanvraag tot een referentieadres bij een natuurlijke persoon, is het adres van deze natuurlijke persoon dus niet bepalend voor de bevoegdheid van het OCMW.

    Wanneer een OCMW een steunaanvraag ontvangt waarvoor het zich onbevoegd acht, dient het deze aanvraag schriftelijk over te maken binnen de vijf kalenderdagen aan het volgens hem bevoegd OCMW. Binnen dezelfde termijn wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld.

    Wanneer dit tweede OCMW zich ook territoriaal onbevoegd verklaart, moet door dit OCMW een verzoek worden ingediend bij de POD MI om ten voorlopige titel een beslissing te nemen in dit bevoegdheidsconflict. De POD MI zal binnen de vijf werkdagen een beslissing nemen over welk OCMW deze steunaanvraag op zich dient te nemen.

  7. Vanaf wanneer ben ik een dakloze?

    Onder dakloze moet worden verstaan de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de financiële middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis verblijft (of bij een particulier) in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld.

    Verwijzingen : Artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen.
    Zie ook artikel 3 van het samenwerkingsakkoord inzake dak- en thuisloosheid.

md xs sm lg