• Wat wordt begrepen onder “collectieve module” ?

    Collectieve modules worden in de context van de toelage voor participatie en sociale activering gedefinieerd als een samenhangend geheel van meerdere activiteiten die in groepsverband worden uitgevoerd met het oog op het bereiken van een welbepaald doel (= trajectmatige benadering). Het aspect van de groepsdynamiek is hierbij zeer belangrijk. De deelnemers worden in functie van het thema en het beoogde resultaat geselecteerd onder de OCMW-gebruikers.

    Het is de bedoeling dat een deelnemer aan een collectieve module een zekere kennis, vaardigheid, inzicht, gedragsverandering, … verwerft die hij in zijn dagelijks leven kan toepassen. Dat hij met andere woorden evolueert, een zekere vooruitgang boekt, hij na afloop van de collectieve module verder staat dan bij de aanvang ervan. Met “een meetbare vooruitgang geboekt hebben” wordt dan ook de vaststelling van een positieve evolutie bedoeld die terug te voeren is op het deelnemen aan een collectieve module.

    Voorbeelden van dergelijke modules zijn cursussen en workshops rond budgetbeheer, gezonde voeding, taalverwerving, attitudetraining, omgaan met gezag, zelfstandig het openbaar vervoer nemen, opwaarderen van het zelfbeeld …

    Eénmalige groepsactiviteiten, zoals uitstappen of bijeenkomsten (vb. Sinterklaasfeesten), worden niet als collectieve modules beschouwd omdat er hier geen sprake is van een trajectmatige aanpak. Ze kunnen wel geplaatst worden binnen het luik 'bevorderen van maatschappelijke participatie'.

  • Wat is het onderscheid tussen sociale en professionele activering ?

    Met de zesde Staatshervorming werd de bevoegdheid van professionele activering overgeheveld naar de Gewesten. Bijgevolg kunnen er vanuit het federale niveau geen initiatieven meer gefinancierd worden die onder het bevoegdheidsdomein ‘professionele activering’ vallen.

    De grens tussen professionele en sociale activering wordt hierbij als volgt getrokken:

    • vallen onder sociale activering: vooropleidingen en workshops gericht op het ontwikkelen en bijbrengen van algemene vaardigheden, alsook vaardigheden die voorbereiden op een professioneel traject (vb. werken rond taal, zelfvertrouwen en positief zelfbeeld, rond (arbeids)attitude, stiptheid, leren omgaan met gezag, rond communicatievaardigheden, mobiliteit, sollicitatietraining, …) → kosten komen in aanmerking voor de toelage voor participatie en sociale activering
    • vallen onder professionele activering: vooropleidingen die uitsluitend gericht zijn op het verwerven van beroepsspecifieke vaardigheden (vb. vooropleiding bouw, horeca) en eigenlijke beroepsopleidingen → kosten komen niet in aanmerking voor de toelage voor participatie en sociale activering aangezien ze zich volledig op het domein van de professionele activering bevinden
  • Wat is het doel van de toelage voor participatie en sociale activering ?

    Het doel van de toelage is tweeledig :

    • enerzijds het verhogen van de zelfredzaamheid, de weerbaarheid en de maatschappelijke betrokkenheid van de OCMW-gebruikers en het doorbreken van hun sociaal isolement door hen bepaalde vaardigheden bij te brengen en hen aan te moedigen om deel te nemen aan maatschappelijk zinvolle activiteiten;
    • anderzijds het bestrijden van kinderarmoede door het verlenen van psychologische ondersteuning, onderwijsondersteuning, pedagogische ondersteuning, paramedische ondersteuning en het financieren van de deelname aan sociale programma’s.
  • Is het mogelijk om als kunstenaar, tevens gerechtigde op maatschappelijke integratie, prestaties in het buitenland te leveren, langer dan 4 weken?

    De regelgeving staat toe dat een gerechtigde op maatschappelijke integratie in de loop van het jaar 4 weken naar het buitenland kan gaan zonder zijn recht op maatschappelijke integratie te verliezen. Het OCMW kan echter beslissen dat uitzonderlijke omstandigheden een langer verblijf in het buitenland rechtvaardigen, bijvoorbeeld in het geval van een tentoonstellingsproject of een stage in het buitenland.

  • Een kunstenaar ontvangt inkomsten uit zijn/haar artistieke activiteit. Kan hij/zij in aanmerking komen voor de socio-professionele vrijstelling?

    Het is noodzakelijk een onderscheid te maken tussen de soorten inkomsten. Indien de inkomsten uit deze activiteiten periodiek zijn (enkele dagen per maand of om de twee maanden), kan de gewone socio-professionele vrijstelling (SPI) worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een acteur, zanger, clown of goochelaar die een paar optredens per maand geeft.

    Indien de activiteit daarentegen eenmalig is, kan de socio-professionele vrijstelling voor inkomsten die voortvloeien uit een artistieke activiteit worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de verkoop van een schilderij, een beeldhouwwerk, unieke auteursrechten, .... 

  • Kan iemand die een artistieke activiteit wil opstarten, aanspraak maken op het recht op maatschappelijke integratie?

    Ja, één van de voorwaarden voor het recht op maatschappelijke integratie is de werkbereidheid. Deze voorwaarde moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete doelstellingen en mogelijkheden en de persoonlijke inspanningen van de betrokkene. Het doel is niet dat de activiteit onmiddellijk winstgevend is zonder vooruit te kijken naar de toekomst maar integendeel dat de persoon mettertijd in staat is om met zijn artistieke activiteit een toekomst uit te bouwen zonder de hulp van het OCMW.

    Bijgevolg kan het OCMW een kunstenaar de nodige en redelijke tijd geven om zijn of haar artistiek project op te zetten. Tijdens deze periode kan het leefloon worden toegekend. Deze toekenning kan echter niet ad vitam gebeuren vermits het niet de bedoeling is dat de overheid eindeloos in deze mensen investeert.

  • Wat is het gevolg wanneer een cliënt geen nieuw adres of nieuwe gemeente van woonst heeft doorgegeven?

    Dan blijft het oorspronkelijk OCMW bevoegd. Het OCMW dient deze informatie op te vragen en dezelfde grondigheid in het onderzoek aan de dag te leggen, als bij steunaanvragen of steuntoekenning waar het wel nog bevoegd voor is. Het territoriaal bevoegd geworden OCMW kan geen sociaal onderzoek opstarten zonder de verblijfsgegevens van betrokkene te kennen.

    Het OCMW moet alles in het werk stellen om deze gegevens te bekomen aan de hand van het sociaal onderzoek. 

    Echter wanneer het OCMW, ondanks het sociaal onderzoek, geen enkele informatie vergaart en het geen teken van leven vanwege de steunaanvrager  meer ontvangt, behoort het aan het OCMW te beoordelen of er nog aan de voorwaarden voor de toekenning van de hulp voldaan is.

  • Staan er sancties op het niet naleven van de termijn van 5 dagen voor het overmaken van de kennisgeving van territoriale onbevoegdheid?

    In overeenstemming met artikel  58, §3 van de organieke wet van 08 juli 1976 betreffende de Centra voor Maatschappelijk Welzijn en/of het artikel 18, §4 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het Recht op Maatschappelijke Integratie, het centrum dat de verplichting tot kennisgeving van onbevoegdheid niet naleeft, moet de vraag voor een recht op  maatschappelijke integratie en/of een recht op maatschappelijke dienstverlening onderzoeken zolang het de aanvraag niet heeft overgezonden en de redenen die aan de onbevoegdheid ten grondslag liggen niet heeft medegedeeld.

  • Wat moet een OCMW doen wanneer het vaststelt dat het territoriaal onbevoegd is geworden?

    Een beslissing van onbevoegdheid moet genomen worden door de persoon of het orgaan dat het OCMW juridisch kan verbinden. Wie dit is, wordt ofwel bepaald in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, ofwel in het huishoudelijk reglement.

    Het OCMW zendt de aanvraag over binnen de vijf kalenderdagen aan het volgens hem bevoegd centrum. Binnen dezelfde termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld van deze overzending. Op straffe van nietigheid gebeurt de overzending van de aanvraag aan het bevoegd geachte OCMW, evenals de kennisgeving van de overzending aan de aanvrager, door een brief met vermelding van de redenen van onbevoegdheid.