• Wat zijn de gevolgen wanneer een leefloner gedurende meer dan een maand in het buitenland verblijft zonder dat hij het OCMW hiervan vooraf inlicht?

    Een leefloner die de intentie heeft om gedurende meer dan een maand in het buitenland te verblijven, moet het OCMW in principe vooraf inlichten. Wanneer een leefloner gedurende meer dan een maand in het buitenland verblijft zonder het OCMW hierover in te lichten, wordt de betaling van het leefloon opgeschort na de eerste maand dat hij in het buitenland verblijft, behalve wanneer het OCMW beslist dat uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf rechtvaardigen.

    Tijdens de eerste maand dat de leefloner in het buitenland verblijft, wordt de betaling van het leefloon aan de begunstigde gewaarborgd.

    Het OCMW kan geval per geval beslissen of de sanctie voorzien in artikel 30, §1 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie eventueel toegepast zal worden.

     

  • Aan welke voorwaarden moet iemand voldoen om gerechtigd te zijn op maatschappelijke integratie (RMI)?

    Om gerechtigd te zijn moet de persoon voldoen aan 6 voorwaarden:

    1. zijn werkelijke verblijfplaats in België hebben, dus gewoonlijk en bestendig op Belgisch grondgebied verblijven
    2. meerderjarig zijn of hiermee gelijkgesteld (minderjarigen die ontvoogd zijn door huwelijk, één of meerdere kinderen ten laste hebben of die zwanger zijn)
    3. Belg zijn, ofwel als EU-burger een verblijfsrecht van meer dan drie maanden hebben, ofwel staatsloze zijn, ofwel erkend politiek vluchteling zijn, ofwel als vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister
    4. onvoldoende bestaansmiddelen hebben
    5. bereid zijn te werken, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk is
    6. zijn rechten op andere uitkeringen laten gelden
  • Waaruit kan het recht op maatschappelijke integratie bestaan?

    Het recht op maatschappelijke integratie bestaat uit het recht op een tewerkstelling binnen de drie maanden vanaf de datum van de aanvraag. Dit recht kan bestaan uit een arbeidsovereenkomst of uit een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie. In afwachting van een tewerkstelling of wanneer de betrokkene niet kan werken wegens gezondheids- of billijkheidsredenen heeft de betrokkene recht op een leefloon als hij aan de voorwaarden voldoet. Er moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen personen jonger dan 25 jaar en diegenen van deze leeftijd en ouder: voor zij die jonger zijn dan 25 jaar is er een recht op tewerkstelling, voor zij die 25 jaar en ouder zijn is het een mogelijkheid.

     

  • Heeft de betrokkene het recht om gehoord te worden vooraleer het OCMW een beslissing neemt?

    Ja, de betrokkene moet tijdens het onderzoek schriftelijk worden ingelicht over de mogelijkheid die hij heeft om gehoord te worden vooraleer de beslissing genomen wordt.
    Als de aanvrager schriftelijk laat weten dat hij wil gehoord worden, dan moet het OCMW hem de plaats en het tijdstip meedelen waarop hij zal gehoord worden. De betrokkene mag zich hierbij laten bijstaan of vertegenwoordigen door een persoon naar keuze.

    Referenties:
    A. Wetteksten: artikel 20 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie
    Artikel 7 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie

  • Kan iemand beroep aantekenen tegen een beslissing die het OCMW genomen heeft?

    Ja. Indien de betrokkene niet akkoord is met de genomen beslissing, kan hij hiertegen in beroep gaan. Dit beroep moet ingesteld worden bij de arbeidsrechtbank van zijn woonplaats binnen de 3 maanden na de kennisgeving van de beslissing of binnen 4 maand en 8 dagen als het OCMW nagelaten heeft een beslissing te nemen.
    De betrokkene kan zich in dit geval laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een afgevaardigde van een maatschappelijke organisatie, een schriftelijk gevolmachtigde syndicale afgevaardigde, zijn echtgenoot of een bloed-of aanverwant in het bezit van een schriftelijke volmacht en speciaal door de rechter toegelaten.

    Referenties:artikel 47 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie

  • In welke gevallen kan het OCMW aan een leefloongerechtigde een sanctie geven?

    het OCMW kan slechts in 2 gevallen aan de gerechtigde een sanctie opleggen, namelijk wanneer:

    1. hij verzuimt bestaansmiddelen aan te geven waarvan hij het bestaan kent of hij legt onjuiste of onvolledige verklaringen af die een invloed hebben op het bedrag van het leefloon.

      In dit geval kan de uitbetaling van het leefloon geheel of gedeeltelijk geschorst worden voor een periode van ten hoogste zes maanden, of in geval van bedrieglijk opzet voor ten hoogste twaalf maanden. In geval van herhaling binnen een termijn van drie jaar kunnen deze periodes worden verdubbeld.

    2. hij na aanmaning, zonder wettige redenen zijn verplichtingen die in het contract betreffende het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (gpmi) zijn opgenomen, niet naleeft.

      In dit geval kan de uitbetaling van het leefloon geheel of gedeeltelijk geschorst worden voor een periode van ten hoogste één maand. In geval van herhaling binnen een termijn van één jaar kan de uitbetaling voor een periode van ten hoogste drie maanden worden geschorst.

  • Met welke bestaansmiddelen moet rekening gehouden worden voor de berekening van het leefloon?

    Er moet rekening gehouden worden met alle bestaansmiddelen van de betrokkene, behalve deze die uitdrukkelijk zijn vrijgesteld door de Koning. Enkele voorbeelden van ‘vrijgestelde bestaansmiddelen’ zijn de studietoelagen, onderhoudsgeld dat men voor de kinderen ontvangt, de vergoeding die men ontvangt als pleegouder, enz.…

    Referenties : Wetteksten: artikel 16 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie Koninklijk besluit van 12 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie