• Wie behoort tot de doelgroep van de toelage voor participatie en sociale activering?

    De toelage kan ingezet worden voor de gebruikers van het OCMW in de ruime zin, dit wil zeggen iedere persoon die gebruik maakt van gelijk welke vorm van openbare dienstverlening die behoort tot de opdrachten van het OCMW. Die dienstverlening moet in de ruimst mogelijke betekenis begrepen worden. Men mag het gebruik van de toelage dus niet beperken tot personen die recht hebben op een leefloon (of een andere sociale uitkering).

    Personen die geen recht hebben op leefloon maar toch een beroep doen op een dienstverlening van het OCMW (voorbeelden: kinderdagverblijf, poetshulp, thuismaaltijden, woonzorgcentrum, serviceflats, advies en administratieve hulp bij het verwerven van een uitkering, budgetbegeleiding, het Sociaal Gas- en Elektriciteitsfonds,  tewerkstelling met toepassing van artikel 60, §7,…) of die bij het OCMW slechts één enkele tussenkomst aanvragen in het kader van deze toelage (bijvoorbeeld: aanvraag voor de ten laste neming van een sportabonnement,…) kunnen dus eveneens van deze maatregel genieten.

    Wel moet het feit dat ze OCMW-gebruiker zijn aantoonbaar zijn via bepaalde bewijsstukken (bijvoorbeeld inschrijving in het register, beslissing, elementen uit het sociaal dossier, ...).

    Het komt aan het OCMW toe om de staat van behoeftigheid van de persoon na te gaan en om de billijkheid af te wegen bij het toekennen van een welbepaald voordeel.

    De hierna opgesomde personen behoren niet tot de doelgroep :

    • personen die onwettig op het grondgebied verblijven;
    • personen van wie de kwetsbare toestand niet kan worden aangetoond in het sociaal onderzoek van het OCMW in het kader van een aanvraag voor individuele steun;
    • asielzoekers en niet begeleide minderjarige vreemdelingen die in een lokaal opvanginitiatief verblijven overeenkomstig de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen. De toelage vanuit FEDASIL om de kosten van deze bewoners te dekken, moet ook worden gebruikt om de kosten te dekken in het kader van activiteiten ter bevordering van de maatschappelijke participatie en sociale activering.
  • Wat wordt begrepen onder “collectieve module” ?

    Collectieve modules worden in de context van de toelage voor participatie en sociale activering gedefinieerd als een samenhangend geheel van meerdere activiteiten die in groepsverband worden uitgevoerd met het oog op het bereiken van een welbepaald doel (= trajectmatige benadering). Het aspect van de groepsdynamiek is hierbij zeer belangrijk. De deelnemers worden in functie van het thema en het beoogde resultaat geselecteerd onder de OCMW-gebruikers.

    Het is de bedoeling dat een deelnemer aan een collectieve module een zekere kennis, vaardigheid, inzicht, gedragsverandering, … verwerft die hij in zijn dagelijks leven kan toepassen. Dat hij met andere woorden evolueert, een zekere vooruitgang boekt, hij na afloop van de collectieve module verder staat dan bij de aanvang ervan. Met “een meetbare vooruitgang geboekt hebben” wordt dan ook de vaststelling van een positieve evolutie bedoeld die terug te voeren is op het deelnemen aan een collectieve module.

    Voorbeelden van dergelijke modules zijn cursussen en workshops rond budgetbeheer, gezonde voeding, taalverwerving, attitudetraining, omgaan met gezag, zelfstandig het openbaar vervoer nemen, opwaarderen van het zelfbeeld …

    Eénmalige groepsactiviteiten, zoals uitstappen of bijeenkomsten (vb. Sinterklaasfeesten), worden niet als collectieve modules beschouwd omdat er hier geen sprake is van een trajectmatige aanpak. Ze kunnen wel geplaatst worden binnen het luik 'bevorderen van maatschappelijke participatie'.

  • Wat is het onderscheid tussen sociale en professionele activering ?

    Met de zesde Staatshervorming werd de bevoegdheid van professionele activering overgeheveld naar de Gewesten. Bijgevolg kunnen er vanuit het federale niveau geen initiatieven meer gefinancierd worden die onder het bevoegdheidsdomein ‘professionele activering’ vallen.

    De grens tussen professionele en sociale activering wordt hierbij als volgt getrokken:

    • vallen onder sociale activering: vooropleidingen en workshops gericht op het ontwikkelen en bijbrengen van algemene vaardigheden, alsook vaardigheden die voorbereiden op een professioneel traject (vb. werken rond taal, zelfvertrouwen en positief zelfbeeld, rond (arbeids)attitude, stiptheid, leren omgaan met gezag, rond communicatievaardigheden, mobiliteit, sollicitatietraining, …) → kosten komen in aanmerking voor de toelage voor participatie en sociale activering
    • vallen onder professionele activering: vooropleidingen die uitsluitend gericht zijn op het verwerven van beroepsspecifieke vaardigheden (vb. vooropleiding bouw, horeca) en eigenlijke beroepsopleidingen → kosten komen niet in aanmerking voor de toelage voor participatie en sociale activering aangezien ze zich volledig op het domein van de professionele activering bevinden
  • Wat is het doel van de toelage voor participatie en sociale activering ?

    Het doel van de toelage is tweeledig :

    • enerzijds het verhogen van de zelfredzaamheid, de weerbaarheid en de maatschappelijke betrokkenheid van de OCMW-gebruikers en het doorbreken van hun sociaal isolement door hen bepaalde vaardigheden bij te brengen en hen aan te moedigen om deel te nemen aan maatschappelijk zinvolle activiteiten;
    • anderzijds het bestrijden van kinderarmoede door het verlenen van psychologische ondersteuning, onderwijsondersteuning, pedagogische ondersteuning, paramedische ondersteuning en het financieren van de deelname aan sociale programma’s.
  • Kan een woning in het kader van deze projectoproep worden ingediend indien deze in het verleden reeds als een sociale woning gebruikt werd?

    Het doel van deze projectoproep is om het aantal kwaliteitsvolle doorgangswoningen in België te verhogen.

    De woningen die reeds gebruikt werden als woningen met sociale oogmerken en de woningen die reeds gesubsidieerd worden door de Nationale Loterij, komen niet in aanmerking voor deze projectoproep. De LOI’s zijn hierop een uitzondering.

    De aanvraag dient een nieuw project van doorgangswoningen te omvatten, hetzij door de renovatie en de uitrusting, hetzij door het plaatsen van een wooncontainer.

  • Wie behoort tot de eerste categorie?

    De begunstigden van de verhoogde tussenkomt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering (RVV):

    • weduwe of weduwnaar, invalide, gepensioneerde of wees

    • gehandicapt kind met een verhoogde kinderbijslag

    • langdurig werkloze (sinds meer dan een jaar) ouder dan 50 jaar

    • begunstigde van de inkomensgarantie voor ouderen (IGO)

    • begunstigde van een inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap

    • begunstigde van een leefloon (LL)

    • begunstigde van een equivalent leefloon en het bedrag van het bruto belastbaar jaarinkomen van het gezin is lager dan of gelijk aan € 19.566,25 vermeerderd met € 3.622,24 per persoon ten laste (voor de aanvragen ingediend vanaf 1 maart 2020).

  • Wordt een jongere die een voorziening van Bijzondere Jeugdbijstand verlaat, beschouwd als ex-dakloze voor de toekenning van een installatiepremie ?

    Eén van de voorwaarden voor de toekenning van de installatiepremie (wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s) luidt:
    De hoedanigheid van dakloze verliezen door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient.

    De definitie van dakloze is: een persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de financiele middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft of die tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld.

     

    Een jongere die woont in een voorziening van Bijzondere Jeugdbijstand of  in een vorm van begeleid zelfstandig wonen waar onderdak gekoppeld aan begeleiding wordt aangeboden, kunnen we volgens deze definitie als dakloos beschouwen.

  • Dient het OCMW een schuldbemiddelingsdienst te hebben om gebruik te kunnen maken van artikel 4 van de wet van 4 september 2002 (subsidie personeelskosten)?

    Ja, het OCMW dient:

    - ofwel zelf erkend te zijn als schuldbemiddelingsdienst;

    - ofwel een overeenkomst te sluiten met een erkend bemiddelaar of erkende bemiddelingsdienst.

    Indien het OCMW niet beschikt over een erkenning of een contract, heeft deze geen recht op de subsidie in het kader van artikel 4 maar wel op de subsidie van artikel 6 (subsidie financiële maatschappelijke dienstverlening – energiebeleid).