Veelgestelde vragen

  1. Wat zijn de gevolgen als een leefloonbegunstigde langer dan een maand in het buitenland verblijft zonder het OCMW hierover op voorhand te informeren?

    In principe moet een leefloonbegunstigde die langer dan één maand in het buitenland wil verblijven, het OCMW hiervan vóór zijn vertrek in kennis stellen.
    Als een leefloonbegunstigde langer dan één maand in het buitenland verblijft zonder het OCMW hiervan op de hoogte te brengen, wordt de uitbetaling van het leefloon geschorst na het verstrijken van de eerste maand van verblijf in het buitenland tenzij de Raad voor Maatschappelijk Welzijn oordeelt dat uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf rechtvaardigen.
    Tijdens de 1ste maand van het verblijf in het buitenland behoudt de leefloonbegunstigde het leefloon.

  2. Mag een leefloonbegunstigde langer dan een maand in het buitenland verblijven?

    Een leefloonbegunstigde die langer dan één maand in het buitenland wil verblijven, moet het OCMW hiervan vóór zijn vertrek op de hoogte brengen. Hij moet aan het OCMW de reden van het verblijf opgeven en de duur ervan. Als een leefloonbegunstigde langer dan één maand in het buitenland verblijft, kan dit gevolgen hebben voor de betaling van zijn leefloon.

  3. Wat zijn de gevolgen wanneer een leefloner gedurende meer dan een maand in het buitenland verblijft zonder dat hij het OCMW hiervan vooraf inlicht?

    Een leefloner die de intentie heeft om gedurende meer dan een maand in het buitenland te verblijven, moet het OCMW in principe vooraf inlichten. Wanneer een leefloner gedurende meer dan een maand in het buitenland verblijft zonder het OCMW hierover in te lichten, wordt de betaling van het leefloon opgeschort na de eerste maand dat hij in het buitenland verblijft, behalve wanneer het OCMW beslist dat uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf rechtvaardigen.

    Tijdens de eerste maand dat de leefloner in het buitenland verblijft, wordt de betaling van het leefloon aan de begunstigde gewaarborgd.

    Het OCMW kan geval per geval beslissen of de sanctie voorzien in artikel 30, §1 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie eventueel toegepast zal worden.

     

md xs sm lg