• Welke zijn de instellingen bepaald in alinea 7 van het artikel 2 § 1 van de wet van 2 april 1965 ?

    Het artikel 2 § 1 van de wet van 02/04/1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn is een uitzondering inzake het bepalen van de territoriale bevoegdheid van een OCMW.

     

    Twee cumulatieve voorwaarden moeten voldaan worden om dit artikel te kunnen toepassen :

    1-De betrokken instelling moet bedoeld zijn bij artikel 2, § 1, van de wet van 1965 ;

    2-De betrokkene had een inschrijving als hoofdverblijfplaats in het bevolkings-, vreemdelingen-of wachtregister op het moment van zijn opname in de instelling.

     

    Het artikel 2 , § 1, somt de instellingen op die bedoeld zijn in deze uitzondering. De alinea 7 van het artikel 2 § 1 van de wet van 02/04/1965 vermeldt : “ (…) hetzij in een instelling of een inrichting die door de bevoegde overheid erkend is om personen in noodsituaties op te vangen en hen tijdelijk te huisvesten en te begeleiden”.

     

    Aanvankelijk had dit lid van artikel 2 ,§ 1, van de wet van 1965 hoofdzakelijk betrekking op opvangcentra en vluchthuizen, met uitzondering van instellingen die aan deze wettelijke definitie voldoen maar die tijdelijke opvang bieden (in tegenstelling tot de door de vluchthuizen en opvangcentra georganiseerde verblijven). Gezien het groot aantal door de bevoegde autoriteit erkende instellingen die onderdak en begeleiding bieden, maar geen opvangcentrum of vluchthuis zijn, werd besloten de interpretatie van dit lid van artikel 2,6 1, uit te breiden om te voorkomen dat de materie ingewikkelder wordt.

     

    3 cumulatieve voorwaarden moeten voldaan zijn opdat deze alinea van toepassing is op een instelling  :

    1. Ze moet erkend zijn door de bevoegde overheid
    1. Ze moet begeleiding bieden aan personen in noodsituaties
    1. Ze moet personen in noodsituaties de mogelijkheid bieden om daar minstens één nacht te slapen

     

    Deze bepaling is daarentegen niet van toepassing op nood-of doorgangswoningen aangezien ze geen instellingen / inrichtingen zijn in de zin van het artikel 2 § 1.

  • Kan een woning in het kader van deze projectoproep worden ingediend indien deze in het verleden reeds als een sociale woning gebruikt werd?

    Het doel van deze projectoproep is om het aantal kwaliteitsvolle doorgangswoningen in België te verhogen.

    De woningen die reeds gebruikt werden als woningen met sociale oogmerken en de woningen die reeds gesubsidieerd worden door de Nationale Loterij, komen niet in aanmerking voor deze projectoproep. De LOI’s zijn hierop een uitzondering.

    De aanvraag dient een nieuw project van doorgangswoningen te omvatten, hetzij door de renovatie en de uitrusting, hetzij door het plaatsen van een wooncontainer.

  • Welke studie worden beschouwd als studies met volledig leerplan?
    • middelbaar onderwijs met volledig leerplan
    • hoger niet-universitair en universitair onderwijs, die door de betrokken gemeenschap beschouwd worden als studies met volledig leerplan.
    • De door het onderwijs voor sociale promotie georganiseerde dagopleidingen die leiden tot een overeenstemmend getuigschrift van het onderwijs met voltijds leerplan worden gelijkgesteld met studies in onderwijs met voltijds leerplan.
    • Leerovereenkomst van de middenstand
    • "l’enseignement secondaire en alternance (CEFA) (Franse Gemeenschap) BEHALVE de opleiding tot bedrijfsleider, georganiseerd door DEFA of "L'Espace Formation PME" die niet wordt beschouwd als studies met volledig leerplan. Het gaat om een voorbereidende opleiding voor de uitoefening van een leidende functie in een KMO of de uitoefening van een zelfstandig of vrij beroep.
    • het deeltijds beroepssecundair onderwijs" (Vlaamse Gemeenschap)
  • Welke studies worden niet beschouwd als studies met volledig leerplan?
    • Opleidingen in glijdende uurroosters, avondcursussen.
    • Cursussen gevolgd als vrije student.
    • Cursussen per post, afstandsonderwijs.
    • Onderwijs voor sociale promotie, dagonderwijs, dat niet leidt tot een overeenstemmend getuigschrift van het onderwijs met volledig leerplan
    • Een taalopleiding die niet leidt tot een overeenstemmend getuigschrift van het onderwijs met volledig leerplan
    • Studies gevolgd in onderwijsinstellingen in het buitenland behalve voor studenten die in het kader van het Erasmusprogramma van de Europese Unie voor een bepaalde tijd in het buitenland studeren, en die ingeschreven blijven in een door de Gemeenschappen erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling.
    • Opleidingen die leiden tot een getuigschrift en niet tot een titel die overeenstemt met het onderwijs met volledig leerplan. Voorbeelden:
      - de opleiding zorgkundige die leidt tot een kwalificatiegetuigschrift van gezinshulp - zorgkundige;
      - de opleiding "polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep" is een kwalificerende opleiding die leidt tot een kwalificatiegetuigschrift van "polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep"
      - de opleiding schoonheidsspecialiste aan de onderwijsinstelling voor sociale promotie die leidt tot een kwalificatiegetuigschrift van schoonheidsspecialiste.
    • Kwalificerende opleidingen (een opleiding van FOREM, VDAB, ORBEM, of van een vzw, …). Voorbeelden:
      - Opleidingen sociale promotie voor kinderverzorgster die leiden tot een getuigschrift van slagen;
      - De leeropleidingen kleinhandelaar georganiseerd door 'L’Espace Formation PME' die bedoeld zijn voor iedereen die de noodzakelijke kennis wil verwerven om professional te worden, hetzij ten dienst van een onderneming of als zelfstandige.
      - De opleiding tot bedrijfsleider, georganiseerd door CEFA of "L'Espace Formation PME".
  • Kan het OCMW een vorig GPMI opnieuw actualiseren?

    Wanneer een persoon reeds een begunstigde was van het recht op maatschappelijke integratie dat gepaard ging met een GPMI, daarna voor een korte periode gaat werken om aansluitend hierop opnieuw een steun aan te vragen bij het OCMW, dan kan het vorige GPMI worden geactualiseerd. De maatschappelijke assistent en de begunstigde moeten de verschillende elementen van het vorig GPMI doorlopen om na te gaan of deze nog steeds overeenkomen en zij dienen dit te ondertekenen.

    Als de periode van werk korter is dan 3 maanden, is de sociale balans niet noodzakelijk.

  • Mag de socioprofessionele vrijstelling eveneens toegepast worden op het equivalent leefloon?

    Er is geen enkele wettelijke verplichting die de OCMW’s oplegt om de regels voor de berekening van de bestaansmiddelen, voorzien in de wet van 26 mei 2002, toe te passen op de begunstigden van het equivalent leefloon. Het al dan niet toekennen van financiële maatschappelijke dienstverlening, evenals de berekening van het bedrag ervan wordt geheel overgelaten aan de OCMW’s en is gebaseerd op hun evaluatie van de staat van behoeftigheid van de betrokkene. Om billijkheidsredenen passen de OCMW’s echter dezelfde regels toe voor de berekening van de bestaansmiddelen voor wat betreft de begunstigden van een leefloon als voor wat betreft de begunstigden van een equivalent leefloon. Bijgevolg mag de socioprofessionele vrijstelling worden toegepast op het equivalent leefloon.

  • Wat wordt verstaan onder "analyse van de verwachtingen, vaardigheden, bekwaamheden en behoeften van de persoon" voorafgaand aan het opstellen van het GPMI?

    Vóór het opstellen van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en met het oog op een maximale individualisering ervan, moet de maatschappelijk werker een analyse van de behoeften en van de mogelijkheden van de gerechtigde van het recht op maatschappelijke integratie uitvoeren. Artikel 11 van de wet van 26 mei 2002 bepaalt immers : "… Het project gaat uit van de verwachtingen, de vaardigheden, de bekwaamheden en de behoeften van de betrokken persoon en van de mogelijkheden van het centrum. Artikel 11, § 1, van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 (algemeen reglement) verduidelijkt eveneens dat "Alvorens er een contract wordt gesloten, het centrum een beoordeling van de behoeften van de persoon moet hebben gemaakt.".

    Deze analyse van de noden evenals van de mogelijkheden van een persoon is van groot belang omdat aan de hand daarvan de maatschappelijk werker niet alleen de vragen, noden en behoeften alsook belemmeringen en hindernissen van de gerechtigde in kaart kan brengen maar ook de mogelijkheden, bekwaamheden en vaardigheden waarover hij of zij beschikt. Zo kan de maatschappelijk werker samen met de gerechtigde nagaan wat hij of zij wil zijn en wil doen en wat hem of haar verhindert om zijn/haar doelstellingen te bereiken.

    Aldus zal de maatschappelijk werker een duidelijke diagnose kunnen stellen van de sociale toestand van de gerechtigde en relevante actievoorstellen kunnen opstellen in het kader van een GPMI.

    Verschillende thema’s kunnen aangeraakt en behandeld worden naargelang van de realiteit van de betrokken persoon, zoals:

    • de gezinssituatie, gezondheidstoestand, huisvestingstoestand, budgettaire toestand, administratieve toestand, mobiliteitstoestand, opleidingssituatie, beroepssituatie

    Andere invalshoeken zijn eveneens mogelijk om een volledig overzicht te hebben van de moeilijkheden maar ook van het potentieel van de gerechtigde:

    • cultureel leven en ontspanning, zelfbeeld en zelfvertrouwen, communicatievaardigheden, toegang tot de digitale wereld, deel uitmaken van een leefwereld en een sociaal netwerk, in staat zijn zich te organiseren, te plannen, …

    Via al deze thema's zullen de "stabiliserende" en "destabiliserende" elementen (of sterke en zwakke punten) van de gerechtigde worden belicht. De stabiliserende elementen zijn elementen die ondersteunend en versterkend kunnen werken bij het bepalen van de te bereiken doelstellingen in het kader van het GPMI. De destabiliserende elementen zijn de elementen waarop de doelstellingen van het GPMI zijn toegespitst.

    Welke vorm deze analyse van de behoeften en mogelijkheden aanneemt, maakt weinig uit. Ofwel neemt de analyse de vorm aan van een afzonderlijk document, "sociale balans" of "behoefteanalyse" genoemd of een andere benaming, gekozen door het OCMW; ofwel vormt deze analyse een onderdeel van het sociaal verslag. Wat telt is dat kan worden aangetoond dat de hierboven toegelichte behoefteanalyse wel degelijk werd uitgevoerd vóór het opstellen van het GPMI en dat de erin opgenomen doelstellingen beantwoorden aan de elementen die in deze analyse worden aangehaald. 

  • Wie behoort tot de eerste categorie?

    De begunstigden van de verhoogde tussenkomt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering (RVV):

    • weduwe of weduwnaar, invalide, gepensioneerde of wees

    • gehandicapt kind met een verhoogde kinderbijslag

    • langdurig werkloze (sinds meer dan een jaar) ouder dan 50 jaar

    • begunstigde van de inkomensgarantie voor ouderen (IGO)

    • begunstigde van een inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap

    • begunstigde van een leefloon (LL)

    • begunstigde van een equivalent leefloon en het bedrag van het bruto belastbaar jaarinkomen van het gezin is lager dan of gelijk aan € 19.566,25 vermeerderd met € 3.622,24 per persoon ten laste (voor de aanvragen ingediend vanaf 1 maart 2020).

  • Geeft een bijlage 15 waarvan het zesde vakje aangevinkt werd recht op maatschappelijke integratie en/of maatschappelijke dienstverlening?

    Het opschrift van het zesde vakje luidt: om een procedure artikel 110 bis op te starten (art. 110 bis).

     

    Er kan een bijlage 15 afgeleverd worden aan de vreemdeling die het slachtoffer is van mensenhandel of mensenhandel indien deze niet over een verblijfstitel beschikt.

     

    De betrokkene kan aanspraak maken op het recht op maatschappelijke dienstverlening tijdens de geldigheidsduur van zijn bijlage 15.

  • Kunnen de vergoedingen die door de stagiair worden ontvangen in het kader van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 september 2016 betreffende de stage eerste werkervaring, vrijgesteld worden bij de berekening van het leefloon?

    Artikel 22, §1, r) van het KB algemeen regelement wordt naar analogie toegepast. Dit betekent het volgende:

     

    - Voor wat betreft de stage-uitkering betaald door Actiris: deze kan niet worden vrijgesteld op grond van artikel 22 §1 KB algemeen reglement. Indien aan alle voorwaarden zijn voldaan, kan uiteraard de SPI-vrijstelling hierop wel toegepast worden.

     

    - Voor wat betreft de stagevergoeding van 200€ betaald door de stagegever, deze kan beschouwd worden als een vergoeding in het kader van artikel 22 §1, r) van het KB algemeen reglement en dus worden vrijgesteld.