• Welke zijn de categorieën van het leefloon ?
    Er bestaan 3 categorieën van gerechtigden op het leefloon, namelijk:

    - een samenwonende persoon (categorie 1)

    - een alleenstaande of dakloze met wie een integratiecontract werd gesloten (categorie 2)

    -een persoon die een familie ten laste heeft (categorie 3); met familie ten laste wordt bedoeld de echtgenoot of levenspartner, het ongehuwd minderjarig kind of meerdere kinderen onder wie minstens één ongehuwd minderjarig kind.

    Referenties:

    Wetteksten: artikel 14 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie
  • Worden er voor de berekening van de bestaansmiddelen voordelen in natura in aanmerking genomen?
    Ja, het gaat hier om de kosten van huisvesting die de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is, die iemand anders die niet met de leefloongerechtigde samenwoont, op zich neemt.

    Referenties: 
    Wetteksten: wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie
    Artikel 33 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie
  • Hoe worden de bestaansmiddelen in aanmerking genomen bij de berekening van het leefloon?

    De bestaansmiddelen worden in aanmerking genomen volgens de regels die vermeld worden in artikel 16 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en in de artikelen 22 tot en met 35 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

    Gelet op de autonomie van de OCMW ‘s is de POD Maatschappelijke Integratie niet gemachtigd om zich uit te spreken over de concrete gevallen van berekening van bestaansmiddelen. De POD MI staat echter ter beschikking van de OCMW ‘s om de algemene regels te herhalen die ter zake van toepassing zijn.

  • Kan het OCMW beslissen om het leefloon toch niet terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen?
    Het OCMW kan beslissen om het leefloon niet terug te vorderen om redenen van billijkheid.
    Voorbeelden van billijkheidsredenen zijn een verstoorde familiale relatie of de bescheiden inkomsten van de onderhoudsplichtige.

    Referenties Wetteksten:
    art. 54 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie


  • Wat zijn de gevolgen wanneer een leefloner gedurende meer dan een maand in het buitenland verblijft zonder dat hij het OCMW hiervan vooraf inlicht?

    Een leefloner die de intentie heeft om gedurende meer dan een maand in het buitenland te verblijven, moet het OCMW in principe vooraf inlichten. Wanneer een leefloner gedurende meer dan een maand in het buitenland verblijft zonder het OCMW hierover in te lichten, wordt de betaling van het leefloon opgeschort na de eerste maand dat hij in het buitenland verblijft, behalve wanneer het OCMW beslist dat uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf rechtvaardigen.

    Tijdens de eerste maand dat de leefloner in het buitenland verblijft, wordt de betaling van het leefloon aan de begunstigde gewaarborgd.

    Het OCMW kan geval per geval beslissen of de sanctie voorzien in artikel 30, §1 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie eventueel toegepast zal worden.

     

  • Aan welke voorwaarden moet iemand voldoen om gerechtigd te zijn op maatschappelijke integratie (RMI)?

    Om gerechtigd te zijn moet de persoon voldoen aan 6 voorwaarden:

    1. zijn werkelijke verblijfplaats in België hebben, dus gewoonlijk en bestendig op Belgisch grondgebied verblijven
    2. meerderjarig zijn of hiermee gelijkgesteld (minderjarigen die ontvoogd zijn door huwelijk, één of meerdere kinderen ten laste hebben of die zwanger zijn)
    3. Belg zijn, ofwel als EU-burger een verblijfsrecht van meer dan drie maanden hebben, ofwel staatsloze zijn, ofwel erkend politiek vluchteling zijn, ofwel als vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister
    4. onvoldoende bestaansmiddelen hebben
    5. bereid zijn te werken, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk is
    6. zijn rechten op andere uitkeringen laten gelden