De Unieburger en zijn familieleden

    De hierna vernoemde regels zijn enkel van toepassing op personen die een nationaliteit van één van de lidstaten van de Europese Unie hebben en die zich beroepen op hun recht van vrij verkeer in de zin van de richtlijn 2004/38 betreffende het recht van vrij verkeer. Een persoon met een nationaliteit van één van de lidstaten kan ook een ander verblijfsrecht hebben (aangevraagd) of illegaal op ons grondgebied verblijven. Het is dan ook steeds belangrijk om na te gaan welk verblijfsrecht de betrokkene effectief heeft.

     

    Familieleden van Unieburgers kunnen zowel de nationaliteit van één van de lidstaten van de Europese Unie hebben als een andere nationaliteit. Zij verblijven echter allemaal op ons grondgebied in het kader van een gezinshereniging met een Unieburger.

     

    De lidstaten van de Europese Unie zijn:

    •België

    •Bulgarije

    •Cyprus

    •Denemarken 

    •Duitsland

    •Estland

    •Finland

    •Frankrijk

    •Griekenland

    •Hongarije

    •Ierland

    •Italië

    •Kroatië

    •Letland

    •Litouwen

    •Luxemburg

    •Malta

    •Nederland

    •Oostenrijk

    •Polen

    •Portugal

    •Roemenië

    •Slovenië

    •Slowakije

    •Spanje

    •Tsjechië

    •Verenigd Koninkrijk

    •Zweden

     

    Unieburgers en hun familieleden kunnen in het kader van hun recht op vrij verkeer drie verschillende verblijfsrechten op ons grondgebied hebben:

    • Verblijfsrecht van minder dan 3 maanden.

    Om het verblijfsrecht van minder dan drie maanden te kunnen genieten, dienen Unieburgers over een geldige identiteitskaart of geldig paspoort te beschikken. Familieleden die geen onderdaan zijn van een lidstaat dienen daarnaast de visumplicht, indien die van toepassing is, te respecteren.

    Wanneer Unieburgers en hun familieleden gebruik maken van het verblijfsrecht van minder dan drie maanden, dan zal het meestal gaan om een toeristisch verblijf, waarbij men geen beroep kan doen op het socialebijstandstelsel van het Rijk.

     

    • Verblijfsrecht van meer dan 3 maanden.

      Niet alle Unieburgers kunnen aanspraak maken op het verblijfsrecht van meer dan drie maanden. De wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bepaalt immers dat om een verblijfsrecht van meer dan drie maanden te verkrijgen men daartoe tot één van de volgende categorieën moet behoren:

       

      1)        in het Rijk werknemer of zelfstandige zijn of het Rijk binnenkomen om werk te zoeken en kunnen bewijzen dat men werk zoekt en een reële kans maakt om te worden aangeworven;

      2)        over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf om te voorkomen dat men tijdens zijn verblijf ten laste komt van het socialebijstandstelsel van het Rijk, en over een verzekering beschikken die de ziektekosten in het Rijk volledig dekt;

      3)        ingeschreven zijn bij een georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling om er als hoofdbezigheid een studie, daaronder begrepen een beroepsopleiding, te volgen en beschikken over een verzekering die de ziektekosten in het Rijk volledig dekt, en verzekeren over voldoende bestaansmiddelen te beschikken om te voorkomen dat men tijdens zijn verblijf ten laste komt van het socialebijstandstelsel van het Rijk.

      De familieleden die een Unieburger die behoort tot één van deze drie categorieën vergezellen of vervoegen, kunnen ook aanspraak maken op een verblijfsrecht van meer dan drie maanden.

       

    • Duurzaam verblijfsrecht

    Het duurzaam verblijfsrecht wordt toegekend aan Unieburgers en aan zijn familieleden na een ononderbroken wettelijk verblijf op het Belgisch grondgebied van vijf jaar.

     

     

     

     

    Verblijfsrecht

     

    • Verblijfsrecht van minder dan drie maanden:

    Artikel 41bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

    • Verblijfsrecht van meer dan drie maanden:

    Artikel 40, § 4, en artikel 42bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

    • Duurzaam verblijfsrecht:

    Artikelen 42quinquies en 42sexies van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

    • Familieleden van een Unieburger

    Artikel 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

     

    OCMW

    artikel 3, 3°, 2de streepje van de RMI-wet en artikel 57quinquies van de Organieke wet

    Terugbetaling

    • Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, hoofdstuk 6.
    • Wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de OCMW
    • Ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de OCMW toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven
    • Koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de OCMW’s wordt verstrekt aan vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven

     

     

     

     

     

     

    Verblijfstitel

    Bijlage 19 of 19ter

    E- of F-kaart

    E+ of F+-kaart

    Soort steun

    Afhankelijk van de hoedanigheid waarin men op ons grondgebied verblijft

    • Recht op maatschappelijke integratie

    Soms

     

    • Recht op maatschappelijke dienstverlening
    • Financiële hulp: soms
    • Andere vormen van maatschappelijke dienstverlening: soms

     

    • Medische hulp:
    • Wanneer recht op maatschappelijke dienstverlening: recht op tussenkomst in de medische kosten
    • Wanneer geen recht op maatschappelijke dienstverlening: enkel dringende medische hulp

     

     

    Terugbetaling vanwege de Staat

    - Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, hoofdstuk 6.

    - Wet van 2 april 1965 april betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de OCMW

    - Ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de OCMW toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven

    - Koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de OCMW’s wordt verstrekt aan vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven

     

     

     

    2.1.1.Eerste fase: de betrokkene biedt zich aan bij de gemeentelijke diensten

     

    Voor meer informatie met betrekking tot het verblijfsrecht en voorbeelden van de hieronder vermelde documenten, verwijzen wij u graag naar de website van de Dienst Vreemdelingenzaken: https://dofi.ibz.be/sites/dvzoe/index.html.

     

    Bijlage 19 : « Aanvraag van een verklaring van inschrijving / aanvraag van een identiteitskaart voor vreemdelingen in de hoedanigheid van Zwitserse onderdaan »

    Dit document wordt afgeleverd aan een Unieburger die een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft aangevraagd in de hoedanigheid van werknemer, zelfstandige, werkzoekende, student, houder van voldoende bestaansmiddelen of een familielid van een Unieburger, zelf Unieburger, in één van de voornoemde hoedanigheden.

     

    Bijlage 19ter : « Aanvraag voor een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Europese Unie of voor een identiteitskaart voor vreemdelingen, in de hoedanigheid van familielid van een Zwitserse onderdaan »

    Dit document wordt afgeleverd aan de derdelander die een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft aangevraagd in zijn hoedanigheid van familielid van een Unieburger

    Bijlage 20 : « Beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten »

    Dit document wordt afgeleverd wanneer er na de afgifte van een bijlage 19 of 19ter een beslissing tot weigering van het verblijfsrecht van meer dan drie maanden werd genomen.

     

    Bijlage 35 : « Bijzonder verblijfsdocument »

    Dit document wordt afgeleverd wanneer de betrokkene een schorsend beroep bij de RVV heeft ingediend tegen de beslissing tot weigering van verblijfsrecht van meer dan drie maanden (cf. art. 111 KB 8 oktober 1981)  .

     

    2.1.2.Tweede fase: de betrokkene heeft een verblijfsrecht van meer dan drie maanden

     

    Bijlage 8 of E-kaart : « Verklaring van inschrijving »

    Dit document wordt afgeleverd aan de Unieburger die een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft bekomen in de hoedanigheid van werknemer, zelfstandige, werkzoekende, student, houder van voldoende bestaansmiddelen of een familielid van een Unieburger die één van de voornoemde hoedanigheden heeft.

     

    F-kaart : « Verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie»

    Dit document wordt afgeleverd aan een derdelander die een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft bekomen in de hoedanigheid van familielid van een Unieburger.

     

    Bijlage 21 : « Beslissing die een einde stelt aan het recht op verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten »

    Dit document wordt afgeleverd wanneer er een beslissing die een einde maakt aan het verblijfsrecht van meer dan drie maanden werd genomen nadat een bijlage 8 (E-kaart) of een bijlage 9 (F-kaart) aan de betrokkene werd afgeleverd.

     

    Bijlage 35 : « Bijzonder verblijfsdocument »

    Dit document wordt afgeleverd wanneer de betrokkene een schorsend beroep bij de RVV heeft ingediend tegen de beslissing tot beëindiging van het verblijfsrecht van meer dan drie maanden (cf. art. 111 KB 8 oktober 1981).

     

    2.1.3.Derde fase: de betrokkene heeft een recht op een duurzaam verblijf bekomen

     

    Bijlage 8bis of E+-kaart : « Document ter staving van duurzaam verblijf »

    Dit document wordt afgeleverd aan de Unieburger die een recht op een duurzaam verblijf heeft bekomen in de hoedanigheid van Unieburger of familielid van een Unieburger.

     

    Bijlage 9bis of F+-kaart : « Duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie »

    Dit document wordt afgeleverd aan de derdelander die een recht op een duurzaam verblijf heeft bekomen in de hoedanigheid van een familielid van een Unieburger.

     

     

    De verblijfs- en nationaliteitsvoorwaarde van het recht op maatschappelijke integratie wordt geregeld bij artikel 3, 3°, 2de streepje van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Dit artikel stipuleert:

    ‘Om het recht op maatschappelijke integratie te kunnen genieten, moet de persoon tegelijkertijd en onverminderd de bijzondere voorwaarden die bij deze wet worden gesteld: (…)

    3° behoren tot één van de volgende categorieën van personen: (…)

    -           hetzij als burger van de Europese Unie, of als lid van zijn familie die hem begeleidt of zich bij hem voegt, genieten van een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden, overeenkomstig de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Deze categorie van personen geniet pas na de eerste drie maanden van dit verblijf het recht op maatschappelijke integratie;

    (…)’

     

     

    Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen 2 categorieën:

    -           de Unieburger die in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden,

    -           de Unieburger die in een andere hoedanigheid op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden.

     

    1. Unieburger die in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden

       

      De betrokkene heeft recht op maatschappelijke integratie op voorwaarde dat hij een verblijfsrecht heeft van meer dan drie maanden (E-kaart of F-kaart). Indien de betrokkene dit verblijfsrecht nog niet of niet langer heeft, is er dus ook geen recht op maatschappelijke integratie. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, bijlage 21 of bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke integratie.

       

    2. de Unieburger die in een andere hoedanigheid op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden

       

       

      De betrokkene heeft recht op maatschappelijke integratie op voorwaarde dat hij een verblijfsrecht heeft van meer dan drie maanden (E-kaart of F-kaart) EN een effectief verblijf van drie maanden in die hoedanigheid op ons grondgebied heeft te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19 of bijlage 19ter.

      Indien er geen bijlage 19 of bijlage 19ter werd afgeleverd, begint de termijn van drie maanden te lopen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid van de E-kaart of F-kaart .

      Indien de betrokkene dit verblijfsrecht nog niet of niet langer heeft, is er dus ook geen recht op maatschappelijke integratie. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, bijlage 21 of bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke integratie.

       

    3. Duurzaam verblijfsrecht

       

      Indien men reeds een duurzaam verblijfsrecht bekwam (E+-kaart of F+-kaart), moet het bovenstaande onderscheid niet langer gemaakt worden. Deze personen voldoen altijd aan de verblijfs- en nationaliteitsvoorwaarde van artikel 3, 3°, 2de streepje van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en kunnen dus, indien alle andere voorwaarden voldaan zijn, aanspraak maken op het recht op maatschappelijke integratie.

       

    4. < >2.3.Recht op maatschappelijke dienstverlening

       

      Het recht op maatschappelijke dienstverlening van een Unieburger en zijn familieleden, wordt geregeld door artikel 57quinquies van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Dit artikel stipuleert: ‘In afwijking van de bepalingen van deze wet is de maatschappelijke dienstverlening door het centrum niet verschuldigd aan onderdanen van lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden gedurende de eerste drie maanden van het verblijf of, in voorkomend geval de langere periode zoals bedoeld in artikel 40, § 4, eerste lid, 1°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, noch is het verplicht om vóór de verwerving van het duurzame verblijfsrecht steun voor levensonderhoud toe te kennen.’

       

      Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen 3 categorieën:

      • de Unieburger die in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden;

      • de Unieburger die in de hoedanigheid van werkzoekende op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden;

      • de Unieburger die in een andere hoedanigheid op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden.

         

      2.3.1.Unieburger die in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden.

      De betrokkene heeft recht op maatschappelijke dienstverlening op voorwaarde dat hij een aanvraag tot een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft ingediend (bijlage 19 of bijlage 19ter) of dit verblijfsrecht van meer dan drie maanden bekomen heeft (E-kaart of F-kaart). Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, E-kaart F-kaart, bijlage 21, bijlage 35 recht heeft op maatschappelijke dienstverlening.

       

      2.3.2.Unieburger die in de hoedanigheid van werkzoekende op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden

      De betrokkene heeft geen recht op maatschappelijke dienstverlening en dit gedurende de hele periode dat hij in die hoedanigheid op ons grondgebied verblijft. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, E-kaart, F-kaart, bijlage 21, bijlage 35 geen recht heeft op maatschappelijke dienstverlening.

       

      2.3.3.De Unieburger die in een andere hoedanigheid op ons grondgebied verblijft en zijn familieleden.

      De betrokkene heeft recht op maatschappelijke dienstverlening op voorwaarde dat er een periode van drie maanden verstreken is sinds de afgifte van de bijlage 19 of de bijlage 19ter. Concreet betekent dit dat de betrokkene die in het bezit is van een bijlage 19, bijlage 19ter, bijlage 20, E-kaart, F-kaart, bijlage 21, bijlage 35 recht heeft op maatschappelijke dienstverlening indien er een periode van drie maanden verstreken is sinds de afgifte van de bijlage 19 of de bijlage 19ter. Indien er geen bijlage 19 of bijlage 19ter werd afgeleverd, begint de termijn van drie maanden te lopen vanaf de datum van de aanvang van de geldigheid van de E-kaart of F-kaart.

       

      2.3.4.Duurzaam verblijfsrecht

      Indien men reeds een duurzaam verblijfsrecht bekwam (E+-kaart of F+-kaart), moet het bovenstaande onderscheid niet langer gemaakt worden. Deze personen hebben, indien alle andere voorwaarden vervuld zijn, recht op maatschappelijke dienstverlening.

      2.3.5.Let op

      Ook hier geldt dat aan de hand van een sociaal onderzoek moet worden nagegaan of de betrokkene aan alle voorwaarden voldoet om het recht op maatschappelijke dienstverlening te kunnen openen.

      Ik wil u herinneren aan het feit dat dringende medische hulp geen financiële steunverlening, huisvesting of andere maatschappelijke dienstverlening in natura kan zijn[1].

      Hier wordt enkel de verblijfs- en nationaliteitsvoorwaarde voor het recht op dringende medische hulp uiteengezet. Voor de andere voorwaarden dient te worden verwezen naar de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven. Er moet aan de hand van het sociaal onderzoek worden nagegaan of de betrokkene aan alle voorwaarden voldoet om recht te hebben op dringende medische hulp.

       

      Indien artikel 57quinquies van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s bepaalde personen tijdelijk uitsluit van het recht op maatschappelijke dienstverlening, dan houdt dit niet in dat deze personen ook uitgesloten zijn van het recht op dringende medische hulp.

       

      Dit houdt verplicht in:

      1. dat de voorwaarden voor het recht op dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven, moeten vervuld zijn (met uitzondering van het illegaal verblijf) ;

      2. dat de staat van behoeftigheid blijkt uit het sociaal onderzoek uitgevoerd door het OCMW ;

      3. dat de betrokkene niet ressorteert onder de Belgische ziekteverzekering of die van zijn land van oorsprong of geen verzekering heeft die alle medische kosten in het land dekt of deze kan afsluiten.

      De POD Maatschappelijke Integratie maakt bepaalde persoonsgegevens van personen op wie deze regelgeving van toepassing is over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

      Wanneer deze personen beroep doen op het OCMW kan dit een gevolg hebben voor hun verblijfsrecht.

      Het OCMW dient deze personen mee te delen dat beroep doen op de steun van het OCMW inhoudt dat hun gegevens door de POD Maatschappelijke Integratie worden medegedeeld aan de Dienst Vreemdelingenzaken en dat dit een invloed kan hebben op hun verblijfsrecht[2].

       

       

      [1]  Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven.

      [2] Zie ook de analyse van de gegevensstromen tussen de POD MI en DVZ door te klikken op de volgende link: http://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/analyse_gegevensstromen_dvz_pod_0.doc