• Wat is de limiet van de toepassing van de SPI-vrijstelling ?

    De SPI-vrijstelling kan enkel toegepast worden indien betrokkene na toepassing ervan nog verder gerechtigd is op een aanvullend leefloon.

    Het inkomen mag hoger zijn dan het leefloonbedrag van de categorie waarop hij gerechtigd is, maar moet na toepassing van de vrijstelling wel lager zijn.

    Hierbij moeten vanzelfsprekend ook de andere bestaansmiddelen in aanmerking genomen worden om na te gaan of het uiteindelijk bedrag van de bestaansmiddelen lager is dan het leefloonbedrag van de categorie waarop hij gerechtigd is.

  • Wat blijft er behouden en wat verandert er in de nieuwe procedure van de SPI-vrijstelling zoals bepaald in het koninklijk besluit van 25 april 2014 ?

    De SPI-vrijstellingsperiode blijft zoals vroeger behouden op 3 jaar. Maar deze vrijstellingstermijn van 3 jaar kan worden opgebouwd binnen een periode van 6 jaar die aanvangt op de eerste dag waarop de vrijstelling wordt toegekend en eindigt 6 jaar later. De termijn van 6 jaar begint dus niet te lopen op 1 oktober 2014.

    Vanaf 1 oktober 2014 worden enkel de periodes waarin betrokkene effectief gewerkt heeft of een opleiding heeft gevolgd in rekening gebracht bij het vaststellen van de vrijstellingstermijn.

  • Welk OCMW is bevoegd voor een persoon die eerst in een erkende serviceflat verbleef en vandaar rechtstreeks naar een erkende groep van assistentiewoningen verhuisde?

    Die persoon verblijft op het ogenblik van de steunaanvraag in de erkende groep van assistentiewoningen, een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Overeenkomstig artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965 is het OCMW van de gemeente waar deze persoon op het ogenblik van zijn opneming in de in dat artikel opgesomde instellingen voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister was ingeschreven, bevoegd om de noodzakelijke steun te verlenen.

    Voorafgaand aan en zonder onderbreking met het verblijf van deze persoon in de erkende groep van assistentiewoningen, verbleef hij in een erkende serviceflat.

    De erkende serviceflat is eveneens een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van bovenvermelde wet van 2 april 1965.

    Vanaf datum opname in de erkende serviceflat verbleef deze persoon bijgevolg achtereenvolgend en ononderbroken in instellingen als bedoeld in artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965, zodat de continuïteitsregel van artikel 2 § 3 van diezelfde wet van toepassing is en één zelfde centrum bevoegd blijft om steun te verlenen.

    Overeenkomstig artikel 2 § 3 van bovenvermelde wet van 2 april 1965 dient gekeken te worden waar deze persoon op de aanvangsdatum van diens ononderbroken verblijven in instellingen van artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 als hoofdverblijfplaats stond ingeschreven in het register.

    Op datum opname in de erkende serviceflat was deze persoon echter afgevoerd van ambtswege en bijgevolg beschikt deze persoon op datum opname in de erkende serviceflat niet over een inschrijving voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister.

    Bij gebrek aan enige inschrijving voor zijn hoofdverblijf in het register op het ogenblik van zijn opname in de erkende serviceflat, kan de specifieke bevoegdheidsregel van art 2 § 1, §3, van de bovenvermelde wet van 2 april 1965 niet worden toegepast.

    Bijgevolg is de algemene bevoegdheidsregel van artikel 1,1°, van voormelde wet van 2 april 1965 namelijk het gewoonlijk verblijf van betrokkene op datum steunaanvraag van toepassing.

  • Welk OCMW is bevoegd voor een persoon die eerst lange tijd verbleef in een erkend rusthuis en vandaar met één dag onderbreking werd opgenomen in een erkende groep van assistentiewoningen ?

    Een erkende groep van assistentiewoningen is een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Overeenkomstig het artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965 is het OCMW van de gemeente waar die persoon op het ogenblik van zijn opneming in de erkende groep van assistentiewoningen voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister was ingeschreven, bevoegd om de noodzakelijke steun te verlenen.

  • Welk OCMW is bevoegd voor een persoon die op datum van de steunaanvraag verblijft in een erkend centrum voor ontwenning van druggebruik ?

    Een erkend centrum voor ontwenning van druggebruik is een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Overeenkomstig artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965 is het OCMW van de gemeente waar die persoon op het ogenblik van zijn opneming in het erkend centrum voor ontwenning van druggebruik voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister was ingeschreven, bevoegd om de noodzakelijke steun te verlenen.

  • Welk OCMW is bevoegd voor een persoon die eerst in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef en vandaar werd opgenomen in een erkend centrum voor ontwenning van druggebruik?

    Die persoon verblijft op het ogenblik van de steunaanvraag in een erkend centrum voor ontwenning van druggebruik.

    Een erkend centrum voor ontwenning van druggebruik is een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Overeenkomstig artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965 is het OCMW van de gemeente waar de betrokkene op het ogenblik van zijn opneming in de in dat artikel opgesomde instellingen voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings- of het vreemdelingenregister of in het wachtregister was ingeschreven, bevoegd om de noodzakelijke steun te verlenen.

    Voorafgaand aan en zonder onderbreking met het verblijf van deze persoon in het erkend centrum voor ontwenning van druggebruik, verbleef hij in een psychiatrisch ziekenhuis.

    Het psychiatrisch ziekenhuis is eveneens een instelling als bedoeld in artikel 2, § 1, van bovenvermelde wet van 2 april 1965.

    Vanaf datum opname in het psychiatrisch ziekenhuis verbleef deze persoon bijgevolg achtereenvolgend en ononderbroken in instellingen als bedoeld in artikel 2, § 1, van voormelde wet van 2 april 1965, zodat de continuïteitsregel van artikel 2 § 3 van diezelfde wet van toepassing is en één zelfde centrum bevoegd blijft om steun te verlenen.

    Overeenkomstig artikel 2 § 3 van bovenvermelde wet van 2 april 1965 dient gekeken te worden waar betrokkene op de aanvangsdatum van diens ononderbroken verblijven in instellingen van artikel 2, § 1, van de wet van 2 april 1965 als hoofdverblijfplaats stond ingeschreven in het register.

  • Staat er een beperking op het bedrag van de kosten van het leefloon dat het OCMW kan terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen ?

    Ja. De bedragen die het OCMW maximaal kan terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen zijn vastgelegd in een terugvorderingsschaal. Het bedrag is afhankelijk van het inkomen van beide echtgenoten en van het aantal personen ten laste.

    Bekijk de terugvorderingsschaal (Excelbestand, blad 2)

    Referenties: Wetteksten:
    art. 50 en 51 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie

    Ministerieel besluit van 12 december 2002 tot vaststelling van de schaal van tussenkomsten bedoeld in artikel 51 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie
     

  • Bij welke onderhoudsplichtigen kan het OCMW (een deel van) het leefloon terugvorderen ?

    Het OCMW moet (een deel van) het leefloon terugvorderen bij volgende onderhoudsplichtige personen :
    1. bij de echtgenoot en de ex-echtgenoot, eventueel beperkt tot het bedrag van het onderhoudsgeld dat de rechter heeft bepaald
    2. bij de ouders en adoptanten zolang de kinderen of adoptanten nog geen 18 jaar zijn of zolang er kinderbijslag wordt betaald voor die kinderen
    3. bij de kinderen en geadopteerden indien kan worden aangetoond dat hun ouders of adoptanten gedurende de laatste vijf jaar vooraleer ze leefloon ontvingen, hun eigen vermogen verminderd hebben.

    In alle andere gevallen kan het OCMW geen leefloon terugvorderen.
     

    Referenties: Wetteksten: art. 47, 48 en 49 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie

  • Wat is het verschil tussen het OCMW van het onderstandsdomicilie en het bevoegde OCMW?

    "bevoegd OCMW" en "OCMW van het onderstandsdomicilie" zijn twee verschillende begrippen.

     

    Het bevoegde OCMW, op basis van artikel 1 of 2 van de wet van 2 april 1965, kan de kosten terugeisen die veroorzaakt werden door de behandeling in de verzorgingsinstelling bij het OCMW van het onderstandsdomicilie of, indien dat er niet is, bij de Staat, rekening houdend met bepaalde termijnen en onder bepaalde voorwaarden bepaald in de artikelen 9 t.e.m. 12 van de wet van 2 april 1965.

     

    Het bevoegde OCMW onderzoekt de steunaanvraag en kent, indien nodig, de steun toe. Het OCMW van het onderstandsdomicilie evalueert de steunaanvragen niet, maar neemt de verstrekte steun ten laste wanneer die door het bevoegde OCMW wordt gevorderd.

     

    Referenties: Wetteksten: art. 1, 2°, 4 en 9 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.