• Heeft de domiciliëring op een adres door de gemeente automatisch als gevolg dat de persoon niet langer als dakloos kan worden beschouwd door het OCMW?

    Neen. De domiciliëring op een adres door de gemeente heeft niet als gevolg dat de persoon niet (langer) als dakloos kan worden beschouwd door het OCMW.

    Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de hoedanigheid van dakloze, die wordt bepaald op basis van de feitelijke situatie door het OCMW, en de inschrijving in de bevolkingsregisters, die uitsluitend tot de bevoegdheid van de gemeente behoort.

    Als het OCMW meent dat de persoon geen eigen woongelegenheid heeft (1) en niet over voldoende financiële middelen beschikt om over een eigen woongelegenheid te kunnen beschikken (2), behoudt de persoon de hoedanigheid van dakloze, ongeacht of die persoon is gedomicilieerd of een referentieadres heeft.

  • Heeft de inschrijving op een referentieadres of de domiciliëring op een adres een impact op het tarief van het leefloon?

    Neen. De inschrijving op een referentieadres of de domiciliëring op een adres heeft als zodanig geen impact op het tarief van het leefloon, niet voor de persoon die onderdak krijgt noch voor de persoon die onderdak biedt.

    Het tarief van het leefloon wordt vastgesteld op basis van de feitelijke situatie waarin de persoon verkeert (en dus niet op basis van zijn administratieve situatie): ofwel het tarief van samenwonende, ofwel het tarief van alleenstaande, ofwel het tarief voor personen met een kind ten laste.

    De inschrijving op een referentieadres of de domiciliëring op een adres, die de administratieve situatie van de persoon vormen, heeft dus geen impact op het tarief van het leefloon. Het is de feitelijke situatie die doorslaggevend is.

    De criteria om het toepasselijk tarief te bepalen, worden beschreven in de algemene omzendbrief betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 18/03/2024 (pagina's 53-56) en staan los van de administratieve situatie: https://www.mi-is.be/nl/wetgeving/algemene-omzendbrief-betreffende-de-wet-van-26-mei-2002-betreffende-het-recht-op-0.

  • Kan een persoon die in een instelling verblijft als dakloos worden beschouwd en op een referentieadres worden ingeschreven?

    Ja, een persoon die in een instelling verblijft, kan als dakloos worden beschouwd.

    Wanneer een aanvraag wordt ingediend bij een OCMW en dit laatste stelt vast dat de persoon voldoet aan de voorwaarden van het recht op maatschappelijke dienstverlening en de hoedanigheid van dakloze, moet het centrum dus een positieve beslissing nemen om de persoon in te schrijven op een referentieadres, ongeacht de eventuele latere beslissing van de gemeente.

  • Wanneer is er voldaan aan de voorwaarde van dakloosheid?

    Onder dakloze moet worden verstaan: "de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de financiële middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of tijdelijk in een tehuis (of bij een particulier) verblijft in afwachting dat hem een woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld".

    Het OCMW beoordeelt de hoedanigheid van dakloze op basis van de door de aanvrager aangebrachte elementen en op basis van zijn sociaal onderzoek. De feitelijke situatie is doorslaggevend voor dit onderzoek.

    Volgens bovenstaande definitie is het dus vereist dat de persoon geen eigen woongelegenheid heeft (1) en niet voldoende financiële middelen heeft om over een eigen woongelegenheid te kunnen beschikken (2).

  • Welke voorwaarden moet het OCMW controleren bij de indiening van een aanvraag tot inschrijving op een referentieadres om een positieve beslissing te kunnen nemen?

    Om te kunnen worden ingeschreven op een referentieadres bij het OCMW of bij een natuurlijke persoon, controleert het OCMW de volgende voorwaarden:

    1° recht hebben op maatschappelijke dienstverlening;

    2° dakloos zijn;

    Zo de dakloze persoon wenst te worden ingeschreven op een referentieadres bij een natuurlijke persoon, moet hij eerst beschikken over de schriftelijke toestemming van die natuurlijke persoon.

    Wanneer bovenstaande voorwaarden vervuld zijn, moet het OCMW een positieve beslissing nemen tot inschrijving op een referentieadres, zonder te weten welke beslissing de gemeente zal nemen. Het OCMW is immers verplicht een (positieve of negatieve) beslissing te nemen, aangezien er een aanvraag is ingediend. Het feit dat het mogelijk is dat de gemeente beslist de persoon in te schrijven op een hoofdverblijfplaats (en dus niet op een referentieadres), is geen reden om geen beslissing te nemen.

    Een inschrijving of afvoering die volgens het OCMW niet meer met de werkelijkheid strookt, verhindert het nemen van een positieve beslissing door het OCMW niet. Indien de betrokken persoon aan de andere voorwaarden voor het referentieadres voldoet, dient het OCMW steeds een positieve beslissing tot het verlenen van hulp inzake de toekenning van een referentieadres te nemen.

  • Wat is de juridische basis van de inschrijving op een referentieadres voor daklozen?

    Het referentieadres voor daklozen wordt geregeld in artikel 1, § 2, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, en in artikel 20, § 3, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.

  • Moet de aanvullende financiële steun binnen de subsidieperiode worden betaald?

    Nee, dit is geen voorwaarde voor toekenning.

    De elementen die nodig zijn voor toekenning van de subsidie zijn het gebruik van de REMI-tool en de beslissing die tijdens de subsidieperiode is genomen. Betalingen die niet tijdens de subsidieperiode uitgevoerd werden, kunnen echter wel door de administratie worden gecontroleerd.