• Kan iemand die een artistieke activiteit wil opstarten, aanspraak maken op het recht op maatschappelijke integratie?

    Ja, één van de voorwaarden voor het recht op maatschappelijke integratie is de werkbereidheid. Deze voorwaarde moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete doelstellingen en mogelijkheden en de persoonlijke inspanningen van de betrokkene. Het doel is niet dat de activiteit onmiddellijk winstgevend is zonder vooruit te kijken naar de toekomst maar integendeel dat de persoon mettertijd in staat is om met zijn artistieke activiteit een toekomst uit te bouwen zonder de hulp van het OCMW.

    Bijgevolg kan het OCMW een kunstenaar de nodige en redelijke tijd geven om zijn of haar artistiek project op te zetten. Tijdens deze periode kan het leefloon worden toegekend. Deze toekenning kan echter niet ad vitam gebeuren vermits het niet de bedoeling is dat de overheid eindeloos in deze mensen investeert.

  • Wat is het gevolg wanneer een cliënt geen nieuw adres of nieuwe gemeente van woonst heeft doorgegeven?

    Dan blijft het oorspronkelijk OCMW bevoegd. Het OCMW dient deze informatie op te vragen en dezelfde grondigheid in het onderzoek aan de dag te leggen, als bij steunaanvragen of steuntoekenning waar het wel nog bevoegd voor is. Het territoriaal bevoegd geworden OCMW kan geen sociaal onderzoek opstarten zonder de verblijfsgegevens van betrokkene te kennen.

    Het OCMW moet alles in het werk stellen om deze gegevens te bekomen aan de hand van het sociaal onderzoek. 

    Echter wanneer het OCMW, ondanks het sociaal onderzoek, geen enkele informatie vergaart en het geen teken van leven vanwege de steunaanvrager  meer ontvangt, behoort het aan het OCMW te beoordelen of er nog aan de voorwaarden voor de toekenning van de hulp voldaan is.

  • Staan er sancties op het niet naleven van de termijn van 5 dagen voor het overmaken van de kennisgeving van territoriale onbevoegdheid?

    In overeenstemming met artikel  58, §3 van de organieke wet van 08 juli 1976 betreffende de Centra voor Maatschappelijk Welzijn en/of het artikel 18, §4 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het Recht op Maatschappelijke Integratie, het centrum dat de verplichting tot kennisgeving van onbevoegdheid niet naleeft, moet de vraag voor een recht op  maatschappelijke integratie en/of een recht op maatschappelijke dienstverlening onderzoeken zolang het de aanvraag niet heeft overgezonden en de redenen die aan de onbevoegdheid ten grondslag liggen niet heeft medegedeeld.

  • Wat als het oorspronkelijke OCMW de kennisgeving van onbevoegdheid niet binnen de 5 kalenderdagen overmaakt aan het volgens hem bevoegde OCMW? En wat met de toegekende steun?

    De kennisgeving door het oorspronkelijk OCMW  dient te gebeuren vanaf dit Centrum op de hoogte is van de wijziging die aan de grondslag ligt.

    Zolang het Centrum de kennisgeving van onbevoegdheid niet heeft overgemaakt, blijft het bevoegd. Een kennisgeving met terugwerkende kracht is dus niet aan de orde.

    De toegekende steun kan gerecupereerd worden voor het onrechtmatig bedrag van de ontvangen steun alsook voor het ontvangen van steun waarop betrokkene geen recht had gelet op de wijziging van de feitelijke situatie. Toegekende steun die rechtmatig was, maar waarvoor het OCMW in feite niet langer territoriaal bevoegd was kan niet gerecupereerd worden.

    De Staat zal het OCMW terugbetalen, zelfs als dit niet wettelijk bevoegd was, voor zover de persoon aan de toekenningsvoorwaarden voldeed en het territoriaal bevoegd OCMW niet dezelfde steun heeft toegekend voor dezelfde periode (zie omzendbrief van 29/01/2008 betreffende de “Blokkering van de tussenkomst van de Staat wanneer twee OCMW’s kostenstaten indienen voor dezelfde persoon in verband met dezelfde periode”).

  • Wat moet een OCMW doen wanneer het vaststelt dat het territoriaal onbevoegd is geworden?

    Een beslissing van onbevoegdheid moet genomen worden door de persoon of het orgaan dat het OCMW juridisch kan verbinden. Wie dit is, wordt ofwel bepaald in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, ofwel in het huishoudelijk reglement.

    Het OCMW zendt de aanvraag over binnen de vijf kalenderdagen aan het volgens hem bevoegd centrum. Binnen dezelfde termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld van deze overzending. Op straffe van nietigheid gebeurt de overzending van de aanvraag aan het bevoegd geachte OCMW, evenals de kennisgeving van de overzending aan de aanvrager, door een brief met vermelding van de redenen van onbevoegdheid.

  • Wat betekent de kennisgeving van territoriale onbevoegdheid door een eerder bevoegd OCMW voor het nieuw bevoegde OCMW ?

    De  kennisgeving van territoriale onbevoegdheid geldt als steunaanvraag bij het nieuw bevoegde OCMW. Bij verzending van de kennisgeving is het aangewezen om onmiddellijk contact op te nemen met het nieuw bevoegd geachte Centrum om aan te geven dat de steun wordt of zal worden stopgezet en aan het nieuw bevoegd geachte OCMW te vragen de steunaanvraag te onderzoeken. Het betreft aldus een steunaanvraag van ambtswege.

    Het is aan het nieuw bevoegd geworden OCMW om betrokkene uit te nodigen om het eigen sociaal onderzoek te kunnen aanvatten. De aanmelding door betrokkene op het nieuw bevoegd geworden OCMW is niet noodzakelijkerwijs de datum van start van de steun door het ‘nieuwe OCMW’.

  • Wanneer gaat de termijn van 5 kalenderdagen in ?

    De termijn van 5 kalenderdagen start vanaf de datum waarop het OCMW, via een beslissing, van mening is dat het niet meer territoriaal bevoegd is.

    Voorbeeld: de persoon ontvangt steun van OCMW A. Op 2 mei verwittigt de persoon OCMW A dat hij op 1 juni naar gemeente B verhuist. OCMW A kan zich pas vanaf 1 juni als onbevoegd beschouwen. De termijn van 5 dagen begint te lopen vanaf de dag na 1 juni, ofwel tot 6 juni.

  • Wanneer dient het OCMW een kennisgeving van onbevoegdheid te versturen aan het volgens hem bevoegde centrum?

    Een kennisgeving van onbevoegdheid dient overgemaakt :

    • als men een steunaanvraag ontvangt waarvoor men vaststelt territoriaal niet bevoegd te zijn ;
    • als betrokkene voor verdere steunverlening in aanmerking komt, maar het steunverlenend OCMW meent niet verder territoriaal bevoegd te zijn, gelet op een wijziging van de feitelijke situatie (bv. Een verhuis naar een andere gemeente, betrokkene heeft niet langer de hoedanigheid van student, …).
  • De betrokkene had voor de afvoering van ambtswege een A-kaart. De A-kaart is nog geldig en de betrokkene is meer dan 1 jaar van ambtswege afgevoerd. Waar kan hij aanspraak op maken?

    De vreemdeling die houder is van een geldige A-kaart heeft gedurende 1 jaar een recht op terugkeer. Indien de betrokkene meer dan 1 jaar is afgevoerd, houdt dit in dat vanaf deze afvoering van ambtswege vermoed wordt dat de betrokkene zich niet meer bevindt op het Belgische grondgebied. Hierdoor kan er geen beroep gedaan worden op het recht op terugkeer. Als de betrokkene het Belgische grondgebied niet heeft verlaten, kan hij het vermoeden dat hij het Belgische grondgebied had verlaten, weerleggen. De betrokkene dient zich naar de gemeente te begeven met alle bewijzen hieromtrent.  Het komt toe aan de Dienst Vreemdelingenzaken om zich uit te spreken of de betrokkene al dan niet het vermoeden heeft weerlegd en derhalve te bepalen of er nog een verblijfsrecht bestaat of niet. In afwachting van de beslissing van Dienst Vreemdelingenzaken, heeft de betrokkene enkel recht op dringende medische hulp.